Steven Kamperman – Prince Ahmed (Concert / CD Recensie)

PlusEtage, Baarle-Nassau – 4 januari 2025

Op 2 mei 1926 ging in Berlijn de film ‘Die Abenteuer des Prinzen Ahmed’ van Lotte Reiniger in première. Het is een animatiefilm, maar dan gemaakt met uitgeknipte figuren en uitgekiende belichting, een zogenoemde ‘silhouet-animatiefilm’. Een in alle opzichten bijzondere productie waarin Reiniger diverse verhalen uit het beroemde ‘Duizend-en-een-nacht’ aan elkaar smeedt. Steven Kamperman, componist en musicus kwam de film enige jaren geleden op het spoor en besloot hier nieuwe muziek voor te schrijven, mede daar het verhaal bij hem de liefde voor de muziek van het Midden Oosten weer aanwakkerde. Baraná, de groep die Kamperman aan het begin van dit millennium vormde met de in 2013 overleden Behsat Üvez, kwam daarbij weer in zijn gedachten. Intussen ontmoette Kamperman de Turkse bassist Esat Ekincioğlu en de Iraanse gitarist Hamid Reza Behzadian waar hij dit project, opgedragen aan Üvez, mee oppakte. Met film en muziek tourt hij nu langs diverse zalen, ik woonde de tweede uitvoering, gisterenavond in de PlusEtage bij, terwijl de bij Zennez verschenen Cd ‘Prince Ahmed’ de muziek in de vorm van een serie suites bevat.

Een film met muziek is geen onverdeeld succes. En zeker niet in een vrij complex – en bijzonder oubollig – verhaal als dat van deze prins. Kijk je naar de film en probeer je het verhaal te volgen dan ontgaat je deels de muziek en vice versa. Als je daarbij dan ook nog wat aantekeningen wilt maken voor dit verhaal, wordt het helemaal een lastige kwestie. Nu kan ik de muziek voor een groot deel terughoren op die Cd en het verhaal teruglezen in het bijgaande boekje, volgens Kamperman dé reden om vooral ook de Cd te kopen, waar ik het natuurlijk volledig mee eens ben, maar daar heb je op het moment dat je daar zit niet zoveel aan. U bent dus gewaarschuwd. Je kunt ervoor kiezen om het verhaal niet te volgen en louter plaatjes te kijken, veel mis je niet. Het is nogal stereotype en soms zelfs ronduit bedenkelijk wat Reiniger ons hier voorschotelt, al moeten we wel in gedachten houden dat er in 1926 heel anders naar niet westerse culturen gekeken werd dan nu bijna een eeuw later. Zo heeft de Chinese keizer duidelijk meer weg van een aap dan van een Chinees en is die slechte tovenaar natuurlijk een Afrikaan. Verder is de man-vrouw verhouding uiterst voorspelbaar. Beide vrouwen die een hoofdrol spelen zijn uiterst frêle dames die maar amper op hun eigen benen kunnen staan. Zonder hun beider geliefden die hen uit alle mogelijke benarde situaties redden, zijn ze helemaal nergens. En ja, het is een sprookje en dus loopt het allemaal goed af, na een felle strijd tussen goed en kwaad.

Ahmed en Pari Banu

Maar het inspireerde Kamperman tot het schrijven van gloedvolle muziek, waarin hij dit verhaal zo goed mogelijk volgt. Het is hedendaagse jazz, vermengd met een stevige scheut rock – met name op het conto van Behzahdian, die we horen op bijzondere instrumenten als een Indiase slide gitaar en een lapsteel gitaar – en op de nodige momenten duidelijke invloeden uit het Midden Oosten en China. Kortom een aantrekkelijke mix van muzikale stijlen, aaneengesmeed door Kampermans compositorische gaven, waar we overigens reeds eerder getuige van waren. We beginnen met een ouverture, waarin we allereerst Ekincioğlu en dan Behzadian ontwaren, een ouverture die spanning oproept, met name door het spel van die laatste. Kamperman voegt zich erbij met de melodie gespeeld op altklarinet. Dan bevinden we ons op de verjaardag van de kalief, vrolijke noten van Kampermans melodica en Behzadian’s mondharmonica. En daar gaat het mis als de Afrikaanse tovenaar opduikt met een vliegend paard, dat al snel Ahmed de zoon van de kalief mee de hemel in sleept. Die weet niet hoe het paard te stoppen en belandt uiteindelijk op het eiland Wak-wak waar hij prinses Pari Banu ontmoet en haar dienstmeisjes, overigens in omgekeerde volgorde. Beide ontmoetingen gaan overigens muzikaal gepaard met prachtige solo’s van Behzadian op lapsteel gitaar.

Ahmed bevrijdt Aladin.

Hij ontvoert haar op zijn paard – hij weet inmiddels hoe hij moet opstijgen en landen – en brengt haar naar China waar hij haar ten huwelijk vraagt. Het is vooral Kamperman die hier opvalt met een flitsende solo op altklarinet. Dan duikt die tovenaar echter weer op, ontvoert Pari Banu en verkoopt haar aan de Chinese keizer – iets dat vanzelfsprekend vergezeld gaat van duidelijk Chinees geïnspireerde, maar ook spannende muziek – en sluit Ahmed op onder een steen op de top van een vulkaan. Hij rekent echter buiten de vulkaanheks. Zij bevrijdt Ahmed en besluit hem te helpen, iets dat gepaard gaat met muziek op de grens van rock en jazz en met een prachtige solo van Ekincioğlu. Na de nodige verwikkelingen, waarin we ook nog Aladin tegenkomen die inmiddels zijn hard verpand heeft aan Ahmed’s zuster Dinarsade, ontbrandt de eindstrijd tussen de tovenaar en de demonen van Wak-wak aan de ene kant en de vulkaanheks en de geesten van Aladin’s lamp aan de andere kant. Een episode waarin dit trio volledig losgaat in een mix van experimentele jazz en tegen metal aanleunende rock, met – en dat noemde ik nog niet eerder – Kamperman op drums, een rol die ik hem niet eerder zag vervullen. En dan spoeden we ons naar het einde, de goeden winnen vanzelfsprekend en Ahmed en Dinarsade worden verenigd met de kalief. Deze maakt het ook goed met de in ongenade gevallen Aladin en accepteert Pari Banu als vrouw van zijn zoon. Eind goed, al goed.