Richard Wagner – Götterdämmerung (Concert Recensie)

De Munt, Brussel – 15 februari 2025

Ingela Brimberg als Brünhilde. Foto’s: Monika Rittershaus

Operatheater De Munt in Brussel is inmiddels toe aan het vierde en laatste deel van Richard Wagners tetralogie ‘Der Ring des Nibelungen’. In het met bijna vijf uur langste deel, ‘Götterdämmerung’ komt het verhaal tot een climax, een climax die helemaal niemand van de hoofdrolspelers overleeft. Maar Wagner zou Wagner niet zijn, als hij niet tot de laatste minuut zou weten te boeien. Overigens ook nu weer mede dankzij de zinderende uitvoering door het Symfonieorkest van de Munt, onder leiding van de steeds meer in zijn rol van Wagnerdirigent groeiende Alain Altinoglu, een keur aan fantastische vocalisten, het uitstekende koor en een prachtig sobere maar zeer doeltreffende regie van Pierre Audi. Het wegvallen van Romeo Castellucci, die ‘Das Rheingold’ en ‘Die Walküre’ voor zijn rekening nam, bleek al bij ‘Siegfried’ goed uit te pakken, iets dat nu nog veel sterker geldt, zeker gezien het feit dat ‘Siegfried’ en ‘Götterdämmerung’ een hechte eenheid vormen.

Opvallend is dat Wagner zijn cyclus, toen daar overigens nog helemaal geen sprake van was, met deze opera begon. Toen nog ‘Siegfried’s Tod’ geheten. Dat was in 1848, nog in Dresden, dat hij een jaar later zou verlaten na de mislukte revolutie. De opera ging uiteindelijk bijna dertig jaar later pas in première, in 1876 in dat speciaal voor die cyclus gebouwde Festspielhaus in Weimar, inmiddels omgedoopt tot ‘Götterdämmerung’, of in het Nederland ‘godenschemering’. Een titel die ons eigenlijk voor een raadsel plaatst. Want gaan mensen- en godenwereld hier nu wel of niet ten onder? Brünhilde steekt aan het einde toch Walhalla in brand? En we zien tot slot toch louter nog de Rijndochters? Trots op het feit dat ze hun schat eindelijk weer terug hebben. En toch, die laatste noten van deze opera klinken alsof er ruimte is voor een nieuw begin. Alsof we het allemaal nog eens mogen gaan proberen. Elders stond ik reeds stil bij de inhoud van dit vierde deel, dus dat ga ik hier niet herhalen en dus is er alle ruimte om het over deze uitvoering te hebben en nog wat te mijmeren over de zeggingskracht van dit verhaal.

Hagen (Ain Anger) en de mannen van het koor.

Laat ik beginnen met nog wat verder de loftrompet te steken. De hoofdrol is ook nu weer voor orkest en dirigent. Als geen andere componist bediende Wagner zich primair van muziek om zijn verhaal te vertellen. Daarin gebeurt het echte werk. Onder andere met behulp van die Leitmotiven, één van de zaken waarin hij zich een vooruitstrevend componist betoonde, weet hij emoties te vangen in klank. Altinoglu snapt als geen ander wat dit betekent en weet zeker in dit spannende laatste deel de luisteraar op menig moment fors bij de strot te grijpen of diep te ontroeren, net waar Wagner ons in mee wil voeren. De solisten mogen de rest doen. De Munt koos ervoor om Ingela Brimberg ook hier de rol van Brünhilde te laten zingen, wat ook dit keer weer een prima keuze blijkt, maar om voor Siegfried een andere tenor te vragen, Bryan Register. Vanuit de gedachte dat de persoon Siegfried tussen de twee opera’s evalueert naar een wat volwassener personage, al valt daar in het verhaal niet altijd veel van te merken, waar ook een ander stemtype bijpast. En prima keus deze Register. Nieuw zijn natuurlijk de bas Ain Anger die een fantastische en zeer geloofwaardige Hagen neerzet, Andrew Foster-Williams als een stuntelende Gunther en Anett Frisch als een gedweeë Gutrunne. En dan is er natuurlijk nog het koor, alleen te horen in dit slotdeel in de rol van de soldaten in het kasteel, die zich met veel enthousiasme kwijten van hun taak.

Siegfried (Bryan Register) en Gunther (Andrew Foster-Williams) halen Brünhilde op.

Zo’n laatste deel zorgt er ook voor dat je terugkijkt naar de complete tetralogie, waarbij ik me afvroeg waar en waarom het nu eigenlijk fout ging. En dat is eigenlijk al helemaal aan het begin in ‘Das Rheingold’, als Wotan de reuzen Fafner en Fasolt de opdracht geeft een burcht voor hem te bouwen zonder erbij na te denken waar hij dat van gaat betalen. Pas als de twee dreigen Freia mee te nemen, die middels haar appels eeuwig leven garandeert, ziet hij zijn vergissing in. De schat die Alberich van de Rijndochters heeft geroofd moet uiteindelijk uitkomst bieden. En dan is er natuurlijk die ring die, na het pikken van de schat door Alberich wordt vervloekt, van hand tot hand gaat, eindigend bij Hagen die verdrinkt in de Rijn, waarna de Rijndochters de vloek opheffen. Maar het probleem zit hem eigenlijk niet zo zeer bij die verdorven karakers, waarvan Alberich, Hagen en Mime het meest aanwezig zijn, maar bij die goden en mensen  die beter zouden moeten weten. Wotan voorop. Als die man niet zo koppig zou zijn geweest, had er veel onheil afgewend kunnen worden. Hetzelfde geldt voor Siegried. Fijn dat hij voor niets en niemand bang is, maar nu loopt hij wel met open ogen zijn eigen ondergang tegemoet. En dat in het weekend waarin de EU in München wordt geconfronteerd met Trump die zijn handen van Europa aftrekt en Poetin ruim baan geeft. Hij zou beter moeten weten, maar wij ook. De grote vraag is nu: zijn wij Siegfried?