Parktheater, Eindhoven (Nederlandse Reisopera) – 30 januari 2025
Niets zo veranderlijk als een mens en zeker als er liefde in het spel is, dat is de centrale boodschap van ‘Ariadne auf Naxos’ van het duo Richard Strauss en Hugo van Hofmannsthal, dat de komende anderhalve maand door de Nederlandse Reisopera op diverse podia gebracht wordt in een uitstekende regie van Sofia Jupither. Met Phion, orkest van Gelderland & Overijssel in de orkestbak en Jac van Steen op de bok, die eerder hoge ogen gooide met ‘das Wunder der Heliane’ van Erich Wolfgang Korngold, dat ook door mij werd bejubeld, zet het ensemble andermaal een prima prestatie neer. Een opera over emoties dus en dat vaak onbegrijpelijke gedrag van ons. En dat terwijl we dat eigenlijk helemaal niet willen! Zeker niet in onze tijden, waarin we denken dat alles maakbaar is en we alles doen om succesvol te zijn, ons leven op orde te krijgen en te houden, of in ieder geval via social media de buitenwereld de illusie te bieden dat alles onder controle is. En dan komt dat fameuze duo Strauss – Van Hofmannsthal en gooit een flinke lading zand in de machine.
Der Komponist, nog maar net aan zijn carrière begonnen – opvallend: een man, maar bij Strauss gezongen door een mezzo-sopraan, hier de overtuigende Dorottya Láng – heeft een opdracht gekregen van een rijke mecenas, die we overigens gedurende de opera niet te zien krijgen, voor een opera, op te voeren tijdens een feest, dat ‘Ariadne auf Naxos’. Voor een gage waar deze componist een half jaar van kan leven. Vlak voor de opvoering krijgt deze componist, ondersteund door Ein Musiklehrer, Martijn Sanders, te horen dat de opera gevolgd wordt door een optreden van een viertal komedianten en de danseres Zerbinetta, een fantastische rol van Juliana Zara. De componist is het daar totaal mee oneens, maar schikt zich vanwege die gage. Een tweede thema in deze opera: hoe ver ga je als kunstenaar om opdrachtgever en publiek tegemoet te komen? Ver dus in dit geval. En al helemaal als vlak voordat de gasten in de zaal plaats nemen de butler komt melden dat de opdrachtgever besloten heeft dat de beide stukken in elkaar geschoven moeten worden! En dan begint, na de pauze die opera, natuurlijk op een geheel andere wijze dan de componist zich had voorgesteld. Maar wat een fiasco dreigde te worden, blijkt uiteindelijk een aanwinst, waarin hoge en lage cultuur op onverwachte wijze bij elkaar komen, een tweede thema van dit duo.
En daarmee doen ze een belangrijke uitspraak over het leven en hoe dat geleefd moet worden. Die hoge cultuur staat voor serieuze kunst en dus ook voor een serieuze opvatting van het leven. Voor Strauss hing die hoge cultuur, maar ook dat serieuze, nauw samen met het werk van zijn beroemde voorganger Richard Wagner, die in zijn eentje een nieuwe standaard voor opera had gezet. Hem overtreffen was geen optie, hij koos er veeleer voor om, zoals Strauss het zelf verwoorde “een omweg om hem heen te nemen”. Dat doet hij allereerst door soort van parodie neer te zetten, kijk naar die ontmoeting tussen Ariadne en Bachus, het prima duo Annemarie Kremer en Daniel Frank, en je hebt de ontmoeting tussen Brünhilde en Siegfried in ‘Siegfried’, maar wat gebeurt bij Wagner, die je als toeschouwer meesleept in dit drama, gebeurt bij Strauss niet en dat is het briljante van deze opera, in de opera. En dat begint al met dat voorspel, aan het eind daarvan kun je immers niet anders denken als: hoe gaan ze dat nu voor elkaar krijgen? Hoe gaan ze die twee voorstellingen in elkaar schuiven. En zodra Ariadne naar voren komt, wenend over het verlies van haar minnaar Theseus, kan ik een glimlach dan ook niet onderdrukken, evenmin als de gedachte dat ze het allemaal wel heel zwaar opneemt. Terwijl zij dood wil zie ik namelijk aan de zijkant Zerbinetta – uitgedost in zo’n prachtig revue pakje met van die veren – en die vier komedianten staan, wachtend op hun moment. Diezelfde Zerbinetta heeft tijdens het voorspel immers al laten weten er allemaal niet zo zwaar aan te tillen, na regen komt zonneschijn en de ene man kan prima verwisseld worden door de volgende. Zodra ze haar kans schoon ziet, stormen die vijf dan ook het eiland op om Ariadne met hun vrolijke liedjes en dansen op te vrolijken. De kans voor Strauus om af te stappen van het Wagner idioom en vrolijker noten te produceren. Die had hij bij zijn naamgenoot Johan Straus, geen familie overigens, weg kunnen halen, maar dat was hem al te dol en dus grijpt hij naar langer geleden: de Franse barok en Mozart. En dat werkt, alleen niet voor Ariadne en die drie nimfen die haar begeleiden. Die blijven halsstarrig in hun verdriet hangen, prachtig hoe Jupither hier met die theatrale gebaartjes vorm aan geeft.
Dan komt Bacchus in beeld, die Ariadne aanziet voor de dood die haar komt halen. Maar wat gebeurt er: Ariadne valt als een blok voor deze man. Noemt hem eerst nog even Theseus, maar ziet al snel in dat er een nieuwe liefde in beeld is en met diezelfde overgave als dat ze dood wilde, wil ze nu blijven leven om zich wederom volledig uit leveren aan de liefde. Ja, dat is de kern bij Wagner: het glas is altijd of geheel vol, of tot de bodem leeg gedronken. Relativeren pastte niet in zijn woordenboek. Daar waar Strauss nu juist dat, hoog in het vaandel voerde. “Kom op”, lijkt hij te zeggen: “het loopt allemaal zo’n vaart niet. Nu heb je het wellicht even zwaar, maar het komt heus allemaal wel weer goed”. Dat is de boodschap die hij ons mee wil geven en die ook prachtig past bij het karakter van Strauss. Dat had overigens ook een andere kant, enkele decennia later – deze opera ging in 1916 in première – weigerde hij om echt afstand te nemen van het nazisme, iets dat hem na de oorlog door menigeen kwalijk werd genomen. Ook dat was de pragmaticus Strauss.