Zoals ook duidelijk naar voren komt in Robert Sholl’s biografie van Olivier Messiaen, die hier gisteren voorbij kwam, was hij zijn leven lang gefascineerd door vogelgeluiden. Niet voor niets wijdt Sholl, onder de titel ‘On Birdsong’ er een geheel hoofdstuk aan. Zo haalt hij de anekdote aan dat de jonge Olivier, pas drie jaar oud, met zijn vader aan het wandelen bij de Puy de Dôme in de Auvergne “brusquely took his bread from his mouth and made a sign that he wanted to hear them” bij het horen van een veldleeuwerik. En reeds op zijn veertiende begon hij ermee om zo nauwkeurig mogelijk de gezangen te vangen in muzieknotatie. Een onmogelijke opgave, maar desalniettemin één waar Messiaen in het geheel niet voor terugschrok. Het zou een vast bestanddeel van zijn leven worden en zoals ‘Messiaen in context’ mooi laat zien was het zoeken naar nieuwe vogels een vast onderdeel van zijn concertreizen. Het leidde eind jaren ’50 tot een bijzonder corpus pianomuziek, de ‘Catalogue d’Oiseaux’ bestaande uit dertien stukken verdeeld over zeven boeken. Onlangs verscheen er een nieuwe, goedkopere editie of de complete uitvoering door Jean-Pierre Aimard bij Pentatone Records.
Wie, gezien de vogelgeluiden, een liefelijk stuk vol betoverende klanken verwacht, komt bedrogen uit. Dat komt deels doordat Messiaen voor de dertien delen niet alleen de geluiden van de vogels gebruikt, maar tevens een sfeertekening geeft van de omgeving. Elk van de dertien delen gaat dan ook gepaard van een beschrijving als aanwijzing voor de pianist. Het eerste bijvoorbeeld, waarin de chocard des Alpes, ofwel de alpenkauw centraal staat, gaat gepaard van de volgende sfeertekening: “Het meer Puy-Vacher, prachtig alpenlandschap, afgronden en kloven. Een van de groep afgescheiden alpenkauw vliegt schreeuwend over de afgrond.” Je hoort bij Messiaen de vogel maar ook de afgronden en de kloven.
In ‘Catalogue d’Oiseaux’ hanteert Messiaen een volstrekt eigen taal, zoals in veel van zijn werken. Conform het geluid van de vogels gaat het hier duidelijk niet om melodie en ritme, die ontbreken, maar om sfeer en klankkleur. Het knappe aan Messiaen is dat hij in een enkele frase een volledige wereld weet op te roepen, om vervolgens over te schakelen naar een compleet andere wereld, met een volledig andere sfeer. De muziek in de dertien stukken is dan ook in zekere zin fragmentarisch te noemen, bestaand uit korte, maar zeer energieke, samengebalde fragmenten, van elkaar gescheiden door stiltes. Fragmenten die los van elkaar staan en zich slechts toevallig tot elkaar verhouden, zoals dat met geluiden in de natuur ook zo is. Een mooi voorbeeld van deze eclectische wijze van werken vinden we in ‘Le loriot’, de Europese wielewaal, waarin die lage noten die steeds terugkomen ons in een sfeer van berusting brengen – het doet ons denken aan Messiaens orgelmuziek – terwijl er iedere keer clusters hoge noten doorheen breken die ons vrolijk en opgewekt stemmen. Of in ‘L’alouette lulu’, de boomleeuwerik waarin Messiaen ietwat gedragen klanken afwisselt met vrolijk gekwetter in het hoog. Boeiend is ook hoe hij in dit deel het tempo langzaam laat afnemen.
Het vierde boek bestaat uit slechts één deel en is met ruim dertig minuten tevens het langste deel. Hier komt de kleine karekiet aan bod, oftewel ‘La rousserolle efarvatte’. Bijzonder hier is een vrij korte passage die we twee keer tijdens het stuk horen: een kabbelend patroon van zacht gespeelde hoge noten, alsof er iets ritselt in de struiken. In het tiende deel, dat het zesde boek vormt, ‘La merle de roche’, de rotslijster zoekt Messiaen het andermaal in het laten wegsterven van de klank. Krachtige aanslagen krijgen hier de kans om de grenzen van de ruimte te bereiken. Het geeft het stuk een grillige, onbestemde dimensie. Bijzonder is ook het contemplatieve patroon in ‘La buse variable’, de buizerd in het elfde deel, waarmee het zevende boek opent. Het klinkt bijna als een wandeling, die logische afwisseling van hoge en lage noten.
‘Catalogue d’Oiseau’ is zonder meer een grootse compositie voor piano, een compositie waarin dramatische ernst en lichtvoetigheid op bijzondere wijze met elkaar samenhangen. Het is er allebei, voortdurend. Als in het leven, als in de natuur. Daar zat voor Messiaen ook de essentie, dat was voor hem de ware aard van het geloof. Met Pierre-Laurent Aimard heeft hij een meer dan waardige vaandeldrager van deze gedachte. Aimard voelt zich duidelijk thuis in deze muziek, hij studeerde nog bij Messiaen en speelt het geheel van de eerste tot de laatste noot met veel verve en overtuigingskracht. Hij klinkt dramatisch waar dat nodig is en licht waar het is gewenst. Hij doet recht aan Messiaen’s denkbeelden en weet de luisteraar te raken. Voorwaar geen geringe prestatie.
Beluister hier een inleiding van Aimard op ‘Catalogue d’Oiseaux’: