Theater aan de Parade, s’-Hertogenbosch – 16 februari 2025

Gezworen vijanden waren ze, de twee landen waar de componisten vandaan kwamen waarvan Philzuid, onder leiding van gastdirigent Andrew Litton, afgelopen zondag werk op de standaard had staan. Benjamin Barber was een Amerikaan, Dmitri Sjostakovitsj een Rus. Barber schreef zijn vioolconcert, prachtig uitgevoerd door Lei Wang, tevens de concertmeester van dit orkest, in 1939, nog net voor de Tweede Wereldoorlog, Sjostakovitsj zijn negende symfonie net erna. In die oorlog trokken de twee landen weliswaar samen op, maar van harte ging dat niet. De Sovjet Unie was een wrede dictatuur, de Verenigde Staten een baken van hoop en vrijheid. We horen het terug in die beide stukken, al is het verschil minder groot dan had gekund. Verder op het programma: de ouverture van Gioachino Rossini’s opera ‘Wilhelm Tell’, maar aangezien die uit 1829 stamt en dus buiten de scope van deze blog valt, komt die hier verder niet aan bod.
Als geen ander was Barber in staat tot het schrijven van mooie melodieën. Dat bleek al uit dat beroemde ‘Adagio voor strijkers’ dat hij drie jaar eerder schreef, in 1936, toen hij pas zesentwintig was, één van de meest gespeelde werken uit de klassieke canon. In dit vioolconcert is dat, met name in de eerste twee delen, niet anders. Sterker nog, we horen de viool direct al in het ‘Allegro molto moderato’ het stuk openen met een wonderlijk mooie melodie, door Wang met veel gevoel gespeeld en verderop herhaald door het orkest. De tweede melodie klinkt wat rauwer, een stuk waarin de invloed van volksmuziek doorklinkt. Terwijl we nog iets verder, na een dynamisch intermezzo, ook de invloed van de vroege jazz terughoren, Barber blijft tenslotte een Amerikaans componist. Het tweede deel, ‘Andante sostenuto’ klinkt zo mogelijk nog mooier. Prachtig hoe de hobo hier opent, gevolgd door de strijkers. Een opvallend rustig, intiem deel met al even uiterst delicaat vioolspel. In groot contrast daarmee staat het derde en laatste deel, ‘Presto in moto perpetuo’. Hier valt juist de dynamiek op en het vrij felle, bijzonder ritmische spel van de violist. Het is een relatief korte finale, maar gezien de inspanningen die de solist hier moet leveren, lang genoeg.
Als geen ander leed Sjostakovitsj onder de dictatuur van Stalin en alle beperkingen die dit voor een componist met zich meebracht. Iets waar Barber zich totaal geen voorstelling van kon maken. Constant balanceren op het slappe koord, het heeft hem zijn hele carrière bezig gehouden. Hij schikte zich naar de censuur, de enige weg om zijn werk uitgevoerd te krijgen, maar zocht tegelijkertijd toch ook altijd weer de grenzen op. Soms door dingen te doen die eigenlijk niet helemaal mochten, soms ook door dingen te laten die van hem verwacht werden. Die negende symfonie is een mooi voorbeeld van dat laatste. Want Stalin had er wel wat voor gevoeld als hij een grootse symfonie had gecomponeerd ter ere van die grandioze overwinning op de fascisten. Sjostakovitsj zag echter weinig reden voor een triomftocht: het land lag in puin, er waren miljoenen mensen gesneuveld en Stalin zat nog steeds op zijn troon. En dus koos hij voor een vrij korte symfonie in vijf delen die in alles zo ongeveer het tegendeel is van datgene wat Stalin zo graag had willen horen. Vrolijkheid daar waar hij ernst had gewild, droefheid daar waar de overwinningsroes gestalte had moeten krijgen. Neem dat ‘Allegro’, waar de symfonie mee opent, waarin de componist een vrijwel ondragelijke lichtheid tentoon spreidt, a là Mozart. Geen muziek die nu echt past bij een met onnoemelijke krachtsinspanningen behaalde overwinning op de vijand. In tegendeel, dit vraagt om een vrolijke dans! In het tweede deel, het ‘Moderato’ is het al niet veel anders, waar bijvoorbeeld die houtblazers opvallen met hun opwekkende deuntjes. Het hoogtepunt is echter het largo, met die twee fagotsolo’s, geflankeerd door de altviolen. Zeker die tweede solo is prachtig en dan met name de wijze waarop Sjostakovitsj uiteindelijk weer het orkest laat klinken. Hier is de muziek weliswaar een stuk serieuzer, maar dan wel weer op een droevige wijze en dat was nu ook weer niet de bedoeling.
En zo hebben beide stukken toch ook weer, ondanks het feit dat ze in totaal verschillende culturen ontstonden, het nodige met elkaar gemeen. Beide componisten waren in staat om middels muziek op grootse wijze hun boodschap over te brengen, iets waar het in muziek primair over gaat. Beiden zijn dan ook gebaat bij een orkest als Philzuid en een dirigent als Litton, die met vaste hand uit deze musici het beste naar boven wist te halen. Grandioos!