Frederik Delius – Eine Messe des Lebens (CD Recensie)

Soms slippen Cd’s er tussendoor en komen hier dus veel later aan bod dan zou moeten. Dat was het geval met die mooie Cd met koorwerken van Zoltán Kodály & Béla Bartók die hier gisteren aan bod kwam en dat geldt voor die prachtige uitvoering van ‘Eine Messe des Lebens’ van Frederik Delius die eveneens iets meer dan een jaar geleden verscheen bij Lawo Classics. Een ongekend werk voor orkest, het Bergen Philharmonic Orchestra; maar liefst drie koren: het Bergen Philharmonic Choir, het Edvard Grieg Korene en het Collegium Musicum Choir; vier solisten: de bariton Roderick Williams, de sopraan Gemma Summerfield, de contra-alt Claudia Huckle en de tenor Bror Magnus Tødenes en dat alles onder leiding van Sir Mark Elder.

De muziek van de Engelse componist Frederik Delius, geboren in 1864, is in Nederland niet zo heel vaak te horen, al klonk in 2018 tijdens het NTR ZaterdagMatinee nog wel zijn opera ‘A Village Romeo and Julia’ in een concertante versie, niet geheel toevallig ook onder leiding van Elder, inmiddels uitgegroeid tot één van de meest belangrijke Delius dirigenten. ‘Eine Messe des Lebens’ stamt van een aantal jaren later, 1905 om precies te zijn en is eigenlijk niet echt een mis. Delius baseerde zich voor dit stuk namelijk op ‘Also sprach Zarathustra’ van Friedrich Nietzsche, dat hij voor het eerst las in Noorwegen. Deze Noors-Engelse coproductie doet daar zoveel jaren later dus op gepaste wijze eer aan en is voor zover ik kan zien de enige uitgave van dit stuk in de originele versie – er is een oude opname onder leiding van Sir Thomas Beecham, die ook in 1909 de première voor zijn rekening nam, maar daar is de tekst vertaald in het Engels. Geen religieus werk dus, maar wel spiritueel, handelend over de kracht van de menselijke geest.

Delius door Ida Gerhardi, 1912.

Direct al in ‘Animato – O du mein Wille!’, waarin we het orkest en de koren horen en waarin de wil wordt bezongen, wordt duidelijk dat Delius het dramatische effect geenszins schuwt. Hij betoont zich hier schatplichtig aan Richard Wagner, maar nog meer aan Richard Strauss, een componist die hem ook naar eigen zeggen beïnvloedde. Een hoofdrol in dit stuk is weggelegd voor de bariton, Willams hier, die we mooi horen in de dansvorm van het tweede stuk, ‘Erlebt eure Herzen, Brüder, hoch!’ De overige drie solisten horen we in het ingetogen ‘In dein Auge schaute ich jüngst, O Leben’. “Gold sah ich in deinem Nachtauge blinken, mein Herz stand still vor dieser wollust” vervolgt Nietzsche in deze ode aan het leven. Verderop volgt het koor zich er weer bij, met indrukwekkende samenzang. En verderop horen we Hickle in combinatie met de mannen uit de koren, onder andere met die beroemde zin “O Zarathustra! Jenseits von Gut und Böse fanden wir uns Eiland und unsere grüne Wiese”. Gevolgd door wederom de bariton met een ander onsterfelijk citaat: “Doch alle Lust will Ewigkeit, Will tiefe, tiefe Ewigkeit!”

Het tweede deel begint wederom instrumentaal en de hoorns die hier klinken zijn te beschouwen als een ode aan Strauss en wordt gevolgd door een overdadige koorscène waarin de middag en de storm op zee worden bezongen. De bariton bezingt de lier: “Ich liebe deinen Ton, deinen trunkenen Unkenton! Wie lang her, wie fern her kommt mir dein Ton, weit her, von den Teichen der Liebe!” Prachtig, al horen we hier geen lier, maar zacht stromende orkestklanken. Ook het vierde stuk van het tweede deel vangt aan met een instrumentele prachtig ingetogen frase, gevolgd door klanken vanuit de koren waarna de bariton de dans bezingt. En prachtig ook die zachte koorzang in “Heisser Mittag schläft auf den Fluren. Du liegst im Grase. Still”, waarna de tenor de prachtige woorden “so tanzt der Schlaf auf mir” uitspreekt. “Kommt! Lasst uns Jetzo wandeln! Es ist die Stunde! Lasst uns in die Nacht wandeln”, zingt de bariton, iets dat gepaard gaat met duistere klanken van het orkest. En dan horen we, in een prachtige climax nogmaals koor en solisten met “O Glück! O Schmerz! O brich Herz! Lust will Ewigkeit! Lust will aller Dinge Ewigkeit! Will Tiefe, tiefe Ewigkeit!”