In 2000 startte de Bayerische Rundfunk de Cd serie Musica Viva bij Col Legno met portretalbums van hedendaagse componisten. Na enkele jaren werd de serie overgenomen door NEOS Music en met ingang van oktober jongstleden worden de Cd’s uitgegeven door het eigen label: BR Klassik. Inmiddels zijn we daarmee aangeland bij de nummer 35 en 36, gewijd aan de muziek van respectievelijk Rebecca Saunders en Enno Poppe.
Beiden behoren inmiddels tot de belangrijkste (Duitse) componisten van dit moment en deze albums laten weer horen waar deze reputatie op gebaseerd is. Rebecca Saunders, geboren in Londen, ging naar haar studie bij Nigel Osborne naar Karlsruhe om te studeren bij Wolfgang Rihm en bleef aansluitend hangen in Berlijn. Op dit album allereerst haar vioolconcert, ‘Still’, uit 2011, een opdracht van het Beethovenfest in Bonn. Een concert dat begon met een onverwachte vondst bij het vioolspelen. Saunders legde het voor aan violiste Carolin Widmann, die we ook in deze uitvoering horen, en samen werkten ze de spannende solo waar dit concert mee begint verder uit. Een mooi voorbeeld van waar een hechte samenwerking tussen componist en uitvoerend musicus toe kan leiden. Het verdere verloop is explosief, vol heftige bewegingen van zowel het orkest, vanzelfsprekend het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks, hier onder leiding van Ilan Volkov, als van de solist. Maar het meest bijzondere blijft – je kunt het gerust een wezenskenmerk van Saunders’ muziek noemen – de wijze waarop de tonen met elkaar worden verweven tot ronduit overweldigende klankwolken.
We vinden het ook terug in ‘Aether’ dat Saunders schreef voor twee basklarinetten, hier bespeeld door Carl Rosman en Richard Haynes. In dit stuk van bijna een half uur creëert Saunders een zeer fascinerende klankwereld van langzaam overtrekkende nevels, doorsneden met onverwacht heftige klankuitbarstingen. Het apenverblijf in de dierentuin is er niets bij. Trompettist Marco Blaauw, net als Rosman overigens lid van Ensemble Musikfabrik horen we in ‘Alba’, met het orkest onder leiding van Peter Eötvös. En ook hier vinden we een tumultueuze solo aan het begin en in het verdere verloop een al even explosieve mengsel van trompet- en orkestklanken.
Componist en dirigent Enno Poppe behoeft voor de liefhebbers van hedendaagse gecomponeerde muziek eigenlijk ook geen toelichting meer. Na zijn studie bij Friedrich Golmann en Gösta Neuwirth belandde ook hij in Berlijn en bouwde in de afgelopen decennia aan een indrukwekkende carrière, zowel in de rol van componist als in die van dirigent.
Het zojuist verschenen album bevat twee composities: ‘Fett’, voor groot orkest, zonder slagwerk en ‘Ich Kann Mich an Nichts Erinnern’ voor koor, orgel en orkest, beiden natuurlijk uitgevoerd door het orkest van de Bayerischen Rundfunk. In het eerste geval onder leiding van Susanna Mälkki en in het tweede geval onder dat van Matthias Pintscher. Tevens horen we hier het koor van de omroep en Bernhard Haas als organist.
In een gesprek met Michael Zwenzner, afgedrukt in het Cd boekje, maakt Poppe voor ‘Fett’ de vergelijking met Feldman, net als hij werkt ook deze componist met patronen. Daar houdt de vergelijking dan ook direct mee op, want Poppe’s taal is beduidend abstracter dan die van Feldman. En voor deze muziek geldt nog sterker dat het gaat om de aanwezigheid in het moment. Golven van klank horen we, in steeds wisselender samenstelling, maar progressie zit er totaal niet in. De enige verandering is dat gaandeweg de intensiteit steeds verder toeneemt. Al even grootschalig van opzet is ‘Ich Kann Mich an Nichts Erinnern’, dat Poppe baseerde op het gedicht ‘Fünf Zeilen’ van Marcel Beyer. Bijzonder aan het stuk is dat het klinkt als een sacraal werk, Poppe haakt duidelijk aan bij de bestaande traditie, terwijl het gedicht daar haaks op staat. Daarin beschrijft Beyer op prozaïsche wijze wat hij allemaal vindt op een vuilnisbelt. Een zin als: “Ein ganzer Satz, vier Sommerreifen, als hatte jemand sie verloren. Am Rand der Böschung Schafgabe und Löwenzahn, wilder Rhabarber”, spreekt boekdelen.