We vervolgen onze besprekingen van hedendaagse koormuziek met de ruim een uur durende ‘Missa Sabrinensis’ van één van de belangrijkste Britse componisten van de vorige eeuw, zeker als het gaat om religieuze koormuziek: Herbert Howells. Nog tot op de dag van vandaag wordt deze in 1983 overleden componist geëerd om de muziek die hij in de Anglicaanse traditie schreef, zo ook hier door The Bach Choir dat zorgde voor een nieuwe uitvoering bij Hyperion.
Howells schreef het stuk in 1954 voor het Worcester Three Choir Festival en herzag het in 1982 toen hetzelfde The Bach Choir vanwege Howells negentigste verjaardag het stuk uitvoerde. En zoals Jonathan Glinch duidelijk maakt in het voortreffelijke Cd boekje was het festival belangrijk voor de componist, hij kwam er reeds in zijn vroege jaren en hield er een belangrijk netwerk aan over. Zo ging in 1954 ook ‘Hodie’ in première, een stuk van Ralph Vaughan Williams dat die laatste opdroeg aan Howells. In Howells’ stuk zitten echter ook meerdere verwijzingen naar zijn muzikale vrienden.
‘Missa Sabrinensis’ geldt als een vrij ingewikkeld stuk, met name door de grote rol die het orkest speelt, hier het BBC Concert Orchestra, onder leiding van David Hill, dat beduidend meer doet dan louter de solisten en het koor begeleiden. Zo schreef Howells aan Walter Emery: “Each (movement) builds itself in obedience not only to the text but to the logical sequence of purely musical ideas.” Beluister het eerste deel van het kyrie en je hebt niet direct het idee met de mis van doen te hebben, Glinch noemt het stuk dan ook niet voor niets eerder een koorsymfonie. Maar dan doemt het koor op, de klank letterlijk te midden van het orkest en de solisten. Op sommige momenten in dit stuk horen we duidelijk de invloed van Claude Debussy, met name in de zeer transparante, zwevende klanken. In het ‘Gloria’ wordt in een mis de glorie van God bezongen. Howells trekt in het begin van dit deel, op alleen de woorden ‘Gloria in excelsis Deo’ alle registers open met een allesverzengende klankwereld. Het koor op volle sterkte gaat vrijwel gelijk op met een dynamische orkestklank. Dan vallen de solisten bij en stuwt hij het geheel tot grote hoogte. Als verderop het danken centraal komt te staan, kiest Howells voor een totaal andere benadering: verstild, sacraal, met prachtige rollen voor de solisten en het koor, om aansluitend toe te werken naar een daverende climax.
Het ‘Credo’, alhoewel niet het langste deel, vormt het hart van deze mis. Howells gaat hier verder op de in het ‘Gloria’ ingeslagen weg. Het geloof wordt met veel zeggingskracht beleden. Maar ook hier kiest Howells voor een opvallend ingetogen intermezzo, met wederom prachtige bijdrages van de solisten en dit fantastische koor. Het ‘Sanctus’ vangt aan met een wonderlijk mooie melodie, prachtig gespeeld door het orkest, waarna op het hoogtepunt het koor inzet met het drie keer “Sanctus”. De solisten komen erbij en Howells verweeft de diverse klanken op fascinerende wijze met elkaar. In het ‘Benedictus’ horen we allereerst de sopraan, in een krachtige, maar tegelijkertijd ingetogen partij. Dan komen de tenor, de bariton en uiteindelijk erbij en ontstaat een boeiende samenzang. In het ‘Agnus Dei’ werkt Howells duidelijk naar de voltooiing van zijn mis. In de muziek zit reeds de spanning die daarbij hoort en als het koor aansluitend inzet brengt de componist het stuk naar een krachtige climax.