Concertgebouw, Amsterdam (NTR Zaterdagmatinee) – 19 september 2020
Het concertleven begint langzaamaan weer een beetje op gang te komen na een maandenlange oorverdovende stilte. Ook het NTR Zaterdagmatinee laat weer van zich horen, zij het meestal met een aangepast programma dat in veel gevallen zonder pauze twee keer op een middag wordt gespeeld. Het concert van 19 september was om meer dan één reden bijzonder. Niet alleen ging ‘One Hundred Years’ van Yannis Kyriakides in première, een stuk dat hij schreef voor de 75ste verjaardag van het Gaudeamus Festival, het was ook het debuut van Karina Canellakis in haar rol als de nieuwe chef-dirigent van het Radio Filharmonisch Orkest.
Het oorspronkelijke concert bestond naast het nieuwe werk van Kyriakides, dat toen nog ‘One Hundred Years’ als werktitel had, uit het derde pianoconcert van Béla Bartók en ‘Le Sacre du Printemps’ van Igor Stravinksy. Maar deze drie stukken samen en dan zonder pauze is iets te veel van het goede, zeker als je dan ook nog twee keer achter elkaar het concert moet spelen. En dus werd ‘Le Sacre du Printemps’ vervangen door ‘Argon’. Een meesterlijke zet want ‘Argon’ wordt niet echt vaak gespeeld. Vlak voor het concert werd duidelijk dat er nog een tweede verandering moest worden doorgevoerd: Pierre-Laurent Aimard mocht vanwege de coronamaatregelen niet naar Nederland komen. De NTR vond in Kirill Gerstein een vervanger, maar dat betekende tevens dat Bartóks derde pianoconcert vervangen werd door het ‘Pianoconcert in G’ van Maurice Ravel.
Deze laatste ingreep, hoe mooi Ravels pianoconcert ook is, doet wel iets met de samenhang van het concert. De muziek van Kyriakides, Bartók en Stravinsky heeft iets met elkaar gemeen, waar dit pianoconcert van Ravel minder goed bijpast. Het is een zekere mate van ernst, diepzinnigheid, een gevoel doortrokken van weemoed en melancholie dat die drie eerder genoemde componisten kenmerkt en dat vrijwel geheel ontbreekt in dat pianoconcert in G. Zeker de delen één en drie klinken eerder als feestmuziek, met sterke invloeden van de jazz, het variété en de volksmuziek. Alleen al dat begin van het eerste deel met die clusters in het hoog, gevolgd door zwierige orkestklanken, kenmerkt een volstrekt andere klankwereld dan die van Bartók en Stravinsky. Opvallend is wel het rustige en relatief homogene middendeel in dit concert. Eén en ander doet overigens niets af aan de uitvoering, in tegendeel Gerstein speelt dit tweede deel met veel overtuigingskracht en prachtig uitgebalanceerd en weet in de andere twee delen evenzeer te overtuigen. Maar ook Canellakis en haar Radio Filharmonisch produceren elektrificerende noten.
De titel ‘One Hundred Years’ mogen we letterlijk nemen. Het stuk begint in 1945, de oorlog is ten einde en een nieuw tijdperk breekt aan, het is ook het jaar waarin in de villa Gaudeamus in Bilthoven het eerste Gaudeamus concert wordt gegeven, een concert dat zal uitgroeien tot één van de belangrijkste festivals voor hedendaags gecomponeerde muziek in de wereld. Zoals Kyriakides duidelijk maakt aan René van Peer in het programmaboekje is het stuk “opgezet als een klok, waarin het verstrijken van de tijd aangegeven wordt door zonsverduisteringen.” Het zijn er 75 over een periode van 100 jaar: “Dag, datum, maand en jaar zijn toegewezen aan vier zangers (van het ensemble Silbersee, BT) die elk een deel van die gegevens voor hun rekening nemen. De data vormen codes die resulteren in toonhoogten.” Verder gebruikt Kyriakides een laag ruis, bestaande uit archiefopnames en een laag diepe sinusgolven die corresponderen met de maansverduisteringen, die elke vijf of zes jaar optreden. Het geheel resulteert in een zeer coherent stuk dat goed te definiëren is als een langgerekte sterk gecondenseerde klanknevel. En het is prachtig om te horen hoe goed Kyriakides alle elementen, de zang, de instrumenten en de elektronica met elkaar heeft verweven tot een onlosmakelijk geheel waarin de klanken verglijden als de tijd. Op een aantal momenten neemt de dynamiek toe in het stuk, soms tot grote hoogten, maar altijd keert het weer terug tot een gelijkmatige klankstroom tot ook die uitdooft.
‘Agon’, stammend uit 1957, is het laatste stuk dat Stravinsky schreef voor ballet en waarin hij op zijn eigen vrije manier experimenteerde met de twaalftoonstechniek. Opvallend in dit stuk is de grote rol van de blazers en de wijze waarop zij de duidelijk ritmische en melodische frases vormgeven. Het duurt dan ook even voor we de strijkers horen met een indringend, broeierig pizzicatopatroon. Canellakis drijft de spanning hier prachtig op middels perfecte timing. Bijzonder is ook het wat vreemde intermezzo waarin we alleen de eerste viool horen, samen met de trombones en waarin Stravinsky duidelijk teruggrijpt op de volksmuziek.
Het concert is zoals altijd terug te horen op NPO Radio4.