Dat de opmars van de personal computer, beginnend in de jaren ’80, een enorme impact heeft gehad op ons leven behoeft geen betoog. Kunnen we nog zonder? Voor de muziek geldt dat niet minder, zowel voor de luisteraar als voor de componist / uitvoerend musicus. Iemand die van al die mogelijkheden optimaal gebruik maakt is Jeff Morris, getuige ook twee recente albums bij Ravello Records, ‘Hearing Voices’ en ‘Close Reeding‘.
Voor de beide albums verzamelde hij een aantal mede musici die net als hij op geen enkele manier in een hokje zijn te plaatsen en vaak in meerdere kunstdisciplines actief zijn. Zoals Morris in het boekje bij ‘Hearing Voices’ uitlegt waren de ontwikkeling van het internet en de snelheden die daar nu mee gepaard gaan van cruciaal belang voor het werken met live elektronica, hét kenmerk van Morris’ werk. Hij zegt daar zelf over “I perform, with digital instruments I built that can only record and transform the sounds happening live in the moment. I give my instruments the ability to make some creative decisions on their own, and they each give me different ways to influence the performance as it goes without totally controlling it”. Lang leve de techniek.
Zo is ‘In the Middle of the Room’, het eerste stuk van ‘Hearing Voices’ waarin, zoals de titel reeds aangeeft de menselijke stem centraal staat, een improvisatie met gebruik van samples. Een hoofdrol is hier weggelegd voor dichteres Elisabeth Blair, zelf overigens ook componiste. We horen haar stem, maar zij schreef ook de tekst, geïnspireerd door een vriendschap. Morris bewerkt Blairs stem op alle mogelijke manieren waardoor we nogal eens denken met een heel koor te maken te hebben. Opvallend is ook de grote variatie in zangstijlen die we hier naast elkaar horen, van pop, via jazz, naar meer klassieke zang. Door die weinig consistente vormgeving heeft dit stuk wel iets van een collage. Susanna Hood, zowel actief in dans als muziek sluit aan voor ‘Definition of A’, een stuk dat balanceert op de grens van vrije improvisatie, experimentele muziek en hedendaags gecomponeerd. Dit album bevat ook het allereerste stuk dat Morris op deze wijze componeerde : ‘Jabberwocky—A Timbre Poem’, hij baseerde het op de nonsense woorden uit Lewis Carroll’s ‘Alice in Wonderland’.
In ‘Close Reeding’ staan de blazers centraal, of nauwkeuriger, zoals de titel natuurlijk ook aangeeft: de rieten. En ook hier vallen de diverse achtergronden van de musici weer op. Zo is tenorsaxofonist Jayson Beaster-Jones die we horen in het titelstuk, etnomusicoloog met een focus op hedendaagse muziek uit India en geeft altsaxofonist Harold Kisiedu, die we horen in ‘Baby’s On Fire’ ook les in de geschiedenis van de jazz aan de universiteit van Osnabrück. Terug naar Morris, ook hier zoekt hij het experiment: Naast fraai geblazen partijen van Kisiedu horen we in ‘Baby’s On Fire’ regelrechte noise en ontstemde feedback. Soortgelijke strapatsen horen we in ‘Slurp’ met een prachtige rol voor tenorsaxofoniste Nana Pi Aabo Larsen. In ‘Vocalise’, met een rol voor basklarinettist Jorge Variego, maakt Morris weer uitgebreid gebruik van het over elkaar heen leggen van stemmen, klinkend alsof hier een compleet blaaskwintet aan de gang is. Het langste stuk op dit album is het uit vier delen bestaande ‘What’s in a Whisper’, waarin we Johannes Sarjasto horen op altsax, Ilmari Heikinheimo op slagwerk en Kalle van Timonen op synthesizers. Ook dit is weer een prachtig complexe en ontregelende geluidsculptuur, we weten inmiddels niet beter.
Beide albums zijn te beluisteren via Spotify: