Sergej Prokofjev – Pianosonates nr. 6-8 (CD Recensie)

De befaamde pianist Steven Osborne nam onlangs voor Hyperion de sonates voor piano nummer zes tot en met acht op van Sergej Prokofjev, met de opusnummers 82 tot en met 84. Ze ontstonden tussen 1939 en 1945 in Rusland en worden om die reden nogal eens als ‘War Sonatas’ aangeduid, niet geheel ten onrechte. 

Prokofjev werkte in eerste instantie aan alle drie tegelijk en bracht pas in een later stadium de scheidingen aan zoals we die nu kennen. De zesde brengt hij aansluitend zelf in première in 1940; de zevende volgt in 1943, door Sviatoslav Richter en de achtste in 1944 door Emil Gilels. Dat Prokofjev ook zelf pianist was en op hoog niveau, is een belangrijk gegeven dat ook deze drie sonates tekent, bijvoorbeeld in de vaak grillige opbouw en de extreme wisselingen in sfeer en tempo . Zo begint de zesde sonate melodisch, we horen sporen van volksmuziek, maar is er tegelijkertijd sprake van dreiging door de dissonanten waar Prokofjev gebruik van maakt. Dan volgt een korte contemplatieve frase waarna hij een sterk stuwend ritmisch patroon inbrengt. Een vorm overigens die hij ook kiest voor het veel strakkere tweede deel van deze sonate, het ‘Allegretto’. In ‘Tempo di valzer lentissimo’ ontvouwt zich een prachtige, meeslepende melodie. Als dit deel goed wordt gespeeld – en dat is bij Osborne zeker het geval – hoor je de muziek ademen en voel je de traagheid. Prachtig is ook het slotdeel, ‘Vivace – Andante – Vivace’. Zo fel als het er aan toe gaat in die ‘Vivace’ passages, zo ingetogen en duister klinkt de ‘Andante’ passage. En let dan vooral ook op de meesterlijke wijze waarop Prokofjev de overgangen vormgeeft. 

Steven Osborne. Foto: Ben Ealovega

De zevende, met zijn ruim zeventien minuten verreweg de kortste van de drie sonates, vangt hectisch aan, met stevig staccato spel. Zeer ritmisch, dwingend en strijdlustig. Maar ook hier wisselt hij het af met introspectieve fragmenten, op de plaats rust. Het middendeel van deze sonate bevat een prachtig staaltje lyriek, waarbij de intense melodie, zoals vormgegeven in het ‘Andante caloroso’,  weldadig aandoet. Zeker in de trefzekere stijl die  Osborne hier hanteert. Manisch klinkt het derde, zeer ritmische deel, ‘Precipitato’. Tegelijkertijd doet dit deel, met die grote mate van onderhuidse spanning, opvallend modern aan. De oorlog, we zijn inmiddels aanbeland in 1944, werkt wellicht nog het meeste door in de achtste sonate. Het ‘Andante dolce’ klinkt opvallend reflectief en enigszins introvert, terwijl Prokofjev in het krachtige ‘Allegro moderato’ de spanning hoog laag oplopen. Ook het ‘Andante sognando’ is een zeer verstild, maar tevens, met die breekbare melodie, een zeer lyrisch deel. Met het ‘Vivace’ volgt we aan het begin van het derde deel de ontlading. En ook hier valt het krachtige, nadrukkelijke en zeer spanningsvolle spel op.

Of Osborne de overige sonates ook gaat opnemen, ik kon het zo snel niet terugvinden, weet ik niet, maar van mij mag het. Deze voortreffelijk gespeelde drie smaken naar meer!