De altviool is door de eeuwen heen altijd het minder populaire kind geweest in de strijkersfamilie. Kijk naar het aantal concerten en solowerken dat geschreven is voor de viool, of voor de cello en vergelijk dit met het corpus voor de altviool en het verschil springt direct in het oog. Een vreemde zaak en helemaal na het beluisteren van de twee delen ‘The Voice of the Viola in Times of Oppression’ die altvioliste Ásdis Valdimarsdóttir, samen met pianist Marcel Worms vol speelde voor Zefir Records en dat een aantal prachtige stukken voor altviool en piano bevat.
In 2018 verscheen het eerste deel, eind vorig jaar het tweede van een meer dan interessant project. Een project waarin de klank van de altviool – het vermogen tot het uitdrukken van weemoed, verdriet en pijn, emoties die samenhangen met onderdrukking – wordt gekoppeld aan stukken van componisten die dit aan de lijven ondervonden. Dat een groot deel van deze stukken uit de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw stamt, hoeft dan ook niet te verbazen. Maar dit zijn ook bijzondere Cd’s omdat er repertoire aan bod komt dat zelden wordt gespeeld, soms van door diezelfde tegenstand vergeten componisten.
Miecyzslaw Weinberg, waar deel één mee opent, behoort tot die groep componisten die in de vergetelheid raakte, iets waar de laatste jaren terecht een kentering in is gekomen. Hij wist wat onderdrukking was, eerst als Pool op de vlucht voor de nazi’s, kwam hij later in zijn nieuwe vaderland, de Sovjet Unie, van de regen in de drup. Zijn sonate voor altviool en piano, opus 28, gecomponeerd in 1945 – overigens in eerste instantie voor klarinet en piano – is een prachtig voorbeeld van het in klank vertalen van verdrukking. Alleen al die eerste noten van het ‘Allegro’ snijden door merg en been, of neem dat melancholieke ‘Allegretto’ waarin de altviool meesterlijk de Joodse volksmuziek verklankt. Een nieuwlichter was Weinberg niet, maar hij weet de luisteraar zonder meer te raken. Dmitri Sjostakovitsj, van wie we op dit album eveneens zijn altvioolsonate, opus 147, aantreffen, had zijn leven lang onder ditzelfde regime te lijden. Deze sonate, gecomponeerd vlak voor zijn dood in 1975, getuigt daar middels het getormenteerd heftige ‘Moderato’, het wrang vrolijke ‘Allegretto’ en het bespiegelende ‘Allegro’ zonder meer van.
Dick Kattenburg werd door diezelfde nazi’s slechts 24 jaar oud. Na een razzia in 1944 kwam hij in Auschwitz terecht wat hij niet overleefde. Zijn sonate voor altviool en piano stamt uit eerder dat jaar en klinkt eigenlijk vrij vrolijk gezien de omstandigheden waarin Kattenburg verkeerde. Mooi is de invloed van de jazz in dit stuk. Max Vredenburg sloeg eveneens op de vlucht voor de nazi’s. Naar Indië waar hij vervolgens alsnog in een kamp belandde. In ‘Lamento’, gecomponeerd in 1953, staat hij daar echter niet bij stil, wel bij de dood van zijn zus Elsa. Het levert prachtige, introspectieve klanken op.
Voor we naar deel twee overstappen, moet ik hier stilstaan bij de interpretaties door het duo Valdimarsdóttir – Worms. Ik weet niet hoeveel tegenslag zij zelf hebben doorstaan, ik hoop dat het meevalt, zich inleven in de gevoelswereld van deze componisten kunnen ze als geen ander. Wat een prachtige, doorleefde, soms getormenteerde uitvoeringen treffen we hier aan!
Ook Hans Gál en Paul Hindemith moesten op de vlucht voor de nazi’s. Gál, hij zou uiteindelijk 97 worden, schreef zijn sonate, opus 101, precies in die tijd, 1941. Die omstandigheden hoor je weliswaar niet direct af aan dit werk, dat sterk wortelt in de laat romantiek, maar bij een meer nauwkeurige beluistering blijkt de melancholie – Gál moest in 1938 zijn geliefde Wenen verlaten – wel degelijk door te schemeren, het mooist in de wals in ‘Quasi menuetto, tranquillo’. Ondanks de hoge leeftijd zou Gál nooit echt bekend worden, in tegenstelling tot Hindemith. Die laatste speelde zelf altviool, wat goed verklaart waarom hij relatief veel voor dit instrument heeft geschreven. De derde sonate schreef hij in 1939, net nadat hij de benen had genomen naar de VS. Bijzonder is het tweede deel, ‘Sehr lebhaft’ waarin we de invloed van de jazz, één van de zaken waarom de nazi’s niet met hem wegliepen, duidelijk herkennen. In ‘Phantasie, sehr langsam frei’ klinkt de tegenslag nog duidelijker door, een gevoel dat ons ook niet verlaat in ‘Finale: leicht bewegt.’
Prachtige muziek, schitterend vertolkt. Muziek over het lijden. Mooie muziek ook om de crisis waar we nu midden in zitten wat te relativeren. Ik pleit daarom voor nog meer delen ‘The Voice of (hoeft niet alleen de altviool te zijn) in Times of Oppression’.