In de jaren ’30 van de vorige eeuw schreef Igor Stravinsky een aantal stukken voor viool en piano, in samenwerking met de violist Samuel Dushkin. Soms betrof dat een nieuw stuk, maar veel vaker handelde het om bewerkingen van (delen van) stukken die Stravinsky eerder voor een andere bezetting had gecomponeerd. Violist Bruno Monteiro en pianist João Paulo Santos namen een groot deel van deze stukken onlangs op voor Et’cetera.
Het oudste stuk is de uit zes delen bestaande ‘Suite Italienne’ waarvoor Stravinsky delen uit zijn ballet ‘Pulcinella’ gebruikte. In 1925 schreef hij de eerste versie voor de violist Paul Kochanski; in 1932 de tweede – nu voor cello en piano en in 1933 de versie die we op dit album aantreffen. Overigens is dit de versie die het meest wordt gespeeld. De basis van het stuk ligt in de Commedia dell’arte en muziek die men een eeuw geleden nog toeschreef aan Giovanni Pergolesi. Het was Sergej Djagilev die aan Stravinsky vroeg om een bewerking. De muziek is vanzelfsprekend dansbaar, met een knipoog naar de Renaissance, maar conform het verhaal zit er ook duidelijk een droevige ondertoon in. Een sfeer die Monteiro en Santos uitstekend weten te treffen.
De ‘Divertimento’, eveneens uit 1932, baseerde Stravinsky op de balletmuziek voor ‘Le baiser de la fée’, of in het Engels ‘The Fairy Kiss’ uit 1928, gecombineerd met stukken uit de ‘Humoresque, opus 10’ en de ‘Nocturne, opus 19’, beiden van Pjotr Iljitsj Tsjaikovski. Sterker dan die ‘Suite Italienne, onder andere doordat Stravinsky hier niet vast zat aan het Renaissance stramien, bezit dit stuk een duidelijk dramatische ondertoon. Verder valt de sterke ritmiek op, bijvoorbeeld in de ‘Danses Suisses’. Van zijn balletten ‘L’Oiseau de Feu’ en ‘Petroesjka’ bewerkte Stravinsky eveneens delen voor viool en piano, Het meest opvallend klinkt het verstilde ‘Prélude et ronde des princess’, het eerste deel van de uit drie delen bestaande suite die hij op ‘L’Oiseau de Feu’ baseerde.
Samen met Stravinsky bracht Dushkin ook op 23 oktober 1932 de première van het ‘Duo Concertant’. het enige stuk van deze serie dat Stravinsky niet op bestaand werk baseerde. In de opener ‘Cantilene’ gaan de twee instrumenten duidelijk hun eigen weg, om in ‘Epilogue I’ elkaar prachtig aan te vullen. Ook hier weer een krachtige ritmiek, wat met name een uitdaging vormt voor de violist, één waar Monteiro prima raad mee weet. Bijzonder is ook het ‘Gigue’, losjes gebaseerd op Bach.
Het album is te beluisteren via Spotify: