Net als ik hebt u waarschijnlijk nooit gehoord van de Frans-Russische componist Georgy Catoire. Verwonderlijk is dat niet, want deze man, levend van 1861 tot 1926 liet slechts een zeer klein oeuvre na en raakte na zijn dood, hij was net 65 geworden, volledig in de vergetelheid. De Cd ‘Revived Masterpieces’ die Challenge Records onlangs uitbracht mag dan ook een verrassing heten, zeker omdat er twee stukken op staan die vrij recent zijn teruggevonden en dus nooit eerder op plaat verschenen.
Violist Boris Tsoukkerman, de initiatiefnemer van dit project, heeft er zijn levenswerk van gemaakt om de minder bekende Russische componisten een plek te geven en formeerde voor de uitvoeringen van deze stukken het Catoire Ensemble, dat prima raad weet met deze muziek en gloedvolle uitvoeringen verzorgt.
Getalenteerd was Catoire zeker, daar lag het niet aan. Tsjakovski schreef in 1886 een brief aan zijn boer waarin hij hoog opgaf van Catoire’s strijkkwartet dat hij had gehoord en hij vond dat deze zich zeker verder moest bekwamen als componist. Dat was ook Catoire zijn doel. Hij had pianoles gehad van Karl Klindworth, een musicus uit de kring van Wagner en Liszt en bezocht, onder diens invloed in 1885 de Bayreuther Festspiele waarmee hij één van de eerste musici in Rusland was die Wagners kwaliteiten naar waarde wist te schatten. Catoire kiest er echter voor om wiskunde te gaan studeren, mede onder druk van thuis en geen muziek. Dat blijft echter wel trekken en uiteindelijk vertrekt hij naar Berlijn om wederom bij Klindworth, die al eerder Moskou had verlaten, te gaan studeren. Terug in Moskou volgt hij nog lessen bij Rimski-Korsakov en Lladov.
Tsjaikovsky mag dan enthousiast geweest zijn over dat strijkkwartet, Catoire zelf was dat minder. Hij vernietigde het stuk op het ‘Andante’ na, dat hij louter bewaarden omdat Tsjaikovsky er een een aantal zinnen op had geschreven die Catoire niet kwijt wilde! Enige tijd later schreef hij een nieuw kwartet – ook dat manuscript zijn we kwijt – dat hij aansluitend omwerkte tot strijkkwintet. Gelukkig werd dit manuscript, samen met het hierboven genoemde ‘Adante’ enige tijd geleden teruggevonden, het lag stof te vergaren in het Glinka Museum.
Opvallend in de muziek van Catoire – en je hoort het reeds in deze twee stukken – is de vrij ongewone synthese van stijlen. We horen duidelijk de invloed van Wagner en Liszt, naast de Russische muziek. Maar ook de Franse invloed, waar zijn ouders vandaan kwamen, herkennen we. Beluister bijvoorbeeld het zeer ritmische tweede deel van het kwintet. Hetzelfde geldt voor het pianotrio, opus 14, dat Catoire rond de eeuwwisseling schrijft en waarin we, naast de invloed van Tsjaikovsky, eveneens die Franse invloeden overduidelijk terughoren. Met name in het vlotte tweede deel, onder andere in een prachtige pianopartij.
Na diverse omzwervingen wordt Catoire in 1919 professor compositie aan het conservatorium in Moskou. Ondanks dat is het een moeilijke tijd voor hem, zijn vrouw sterft, zijn zoon verlaat definitief Rusland en zelf belandt hij voor een maand in de gevangenis. In 1922 besluit hij te emigreren naar Parijs. Ook dat bevalt hem echter niet en hij keert terug naar Moskou waar hij gelukkig ook weer aan het conservatorium terecht kan. Kort daarna schrijft hij de ‘Deux Poènes’, opus 34 voor piano waar deze Cd mee afsluit. Het zijn maar korte stukjes, maar zeer verfijnd en getuigend van een grote liefde voor de piano en een groot talent voor compositie.
Het album is beluisteren via Spotify: