Recenseren is ook keuzes maken. En dat leidt er soms toe dat een Cd niet aan bod komt, terwijl het betreffende album wel degelijk de moeite waard is. Zo’n album is dit ‘Chamber Music at Orlando’, met daarop kamermuziek van Louis Andriessen, gespeeld tijdens het Orlando Festival in de zomer van 2018, waar de muziek van deze grote componist centraal stond. Helaas was ik er niet bij, ook met concerten moet je keuzes maken, maar gelukkig hebben we dit bij Et’cetera Records verschenen album, waarop negen van de vijfentwintig stukken die tijdens het festival werden gespeeld, zijn uitgebracht.
Een bijzonder album, alleen al vanwege het feit dat zes van de negen stukken nooit eerder werden opgenomen. Samen bestrijken die stukken de gehele carrière van Andriessen, de oudste uit 1957 stammend, de meest recente uit 2016, en geven zo een prachtig beeld van de ontwikkeling die Andriessen als componist heeft doorgemaakt. Dat oudste stuk heet ‘Elegy’ en is een stuk voor cello en piano, hier uitgevoerd door het Nemtsov Duo. Het is dat je weet dat het van Andriessen is, hij was toen achttien jaar, want het lijkt in niets op de muziek die we zo goed van hem kennen. Het stuk wortelt veeleer in de late romantiek. In ‘Rincorsa e salti (Run and jump)’, voor fluit, hobo en klarinet, van vier jaar later, herkennen we al iets meer van zijn kenmerkende stijl. De aandacht voor ritmiek, de klankkleur en de speelsheid vallen hier direct op. ‘Double’, voor klarinet en piano uit 1965, mooi uitgevoerd door Alain R. Kay en Elena Nemtsova, maakt duidelijk dat Andriessen zich in die jaren schikte naar het dominante serialisme, al verdwijnen ritme en melodie nooit helemaal.
‘Disco’ uit 1982 is helemaal Andriessen. Het repetitieve patroon van de piano aan het begin bezit die kenmerkende, aan minimal music verwante ritmiek. Bijzonder is ook het zeer langzame deel dat erop volgt, met resonerende piano aanslagen en heel subtiel de viool op de achtergrond, als een schaduw. Een ritme dat bijna is stilgevallen. Verderop horen we de viool met een prachtig ritmisch patroon als het ware uitbreken, gevolgd door de piano. Spelen met het ritme doet Andriessen ook in het uit 1994 stammende ‘Silver’, met name door de rol van vibrafoon en marimba, al even vertraagd als in ‘Disco’. Daarnaast valt in dit stuk voor septet de aandacht op voor klankkleur, iets dat mooi tot uiting komt in de partij voor blazers en strijkers. Verderop krijgt het slagwerk steeds sterker de overhand in een stromend ritmisch patroon.
‘To Pauline O’ stamt van een jaar later. Andriessen schreef dit solo stuk voor hoboïste Pauline Oostenrijk die het in hetzelfde jaar in première bracht. Hier wordt dit levendig meanderende stuk prachtig uitgevoerde door James Austin Smith. ‘Garden of Eros’ bestaat in twee versies. Andriessen schreef in 2002 de versie voor strijkkwartet, eerder op Cd verschenen bij Attaca Records, uitgevoerd door het Schönberg Quartet en een jaar later een versie voor piano en viool, die hier voor het eerst verschijnt in een prachtige uitvoering van het AuRoRa duo. Als basis voor dit verstilde, maar indringende stuk diende het gelijknamige lange liefdesgedicht van Jan Engelman. Naar eigen zeggen sluit Andriessen losjes aan bij de gevoelswereld van dit gedicht, maar voegt hij de structuur op de voet. Dan volgt het explosieve, enigszins ongenaakbare ‘The Hague Hacking Scrap’ voor twee piano’s, waarna Tjeu Zeijen met het korte ‘Mach’s mit mir Gott’ voor orgel, stammend uit 2016, het album afsluit.