Vorig jaar was het vijftig jaar geleden: de actie van de Notenkrakers in het Concertgebouw. En zoals dat vaker gaat, kreeg ook deze actie in de afgelopen jaren mythische proporties. Het is daarom goed dat juriste en musicologe Loes van Dommering – van Rongen in het bij uitgeverij Boom verschenen ‘De Notenkrakers – Rebellie in het Concertgebouw’ weer eens even de feiten op een rijtje zet, een aantal misverstanden uit de weg ruimt en stil staat bij de vraag: wat heeft het opgeleverd.
Op maandagavond 17 november 1969 vond die beruchte actie plaats waar dit boeiende boek om draait. Enige tientallen actievoerders verstoorden net aan het begin van het ‘Fluitconcert in G’ van Johann Joachim Quantz, het Concertgebouworkest onder leiding van chef-dirigent Bernard Haitink. Die actie die bekend kwam te staan als de Notenkrakersactie kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Dat hij in het boek pas op bladzijde 158 aan bod komt, is dan ook geen toeval. Wat Van Dommering – van Rongen mooi duidelijk maakt is dat we de actie moeten zien in het licht van de roerige tijd waarin hij plaatshad. Waarbij de sentimenten rondom Vietnam een rol speelde en waarin de Notenkrakers werden geïnspireerd door studentenacties en acties door kunstenaars uit andere disciplines.
Voor de muziek begint het verhaal in 1964 als twee studenten van de componist Kees van Baaren besluiten om een actiecomité te formeren om iets te veranderen aan de muziekpraktijk. Zowel Mischa Mengelberg als Peter Schat vinden dat er te weinig ruimte is voor hedendaagse muziek. Ze krijgen versterking van Louis Andriessen, Reinbert de Leeuw en Jan van Vlijmen. Vanaf het allereerste begin blijkt dat er eigenlijk maar weinig is wat hen bindt en als je het proces volgt, door Van Dommering – van Rongen helder in chronologische volgorde verwoordt, kun je niet anders concluderen dan dat er behoorlijk werd gezwalkt. De eerste inzet was een extra dirigent voor het orkest naast Haitink, speciaal voor de hedendaagse muziek: Bruno Maderna. Maderna had al een paar keer als gastdirigent opgetreden in Nederland, wat bij deze componisten in goede aarde was gevallen. Het Concertgebouw ging niet akkoord.
Dan verhardt het klimaat in de wereld om hen heen en dus ook hun acties. Het gaat ineens niet meer om een extra dirigent, maar om het hele muziekbestel. Het roer moet radicaal om, orkesten moeten opgeknipt worden en er moet veel meer hedendaagse muziek gespeeld worden. Dat de gevestigde orde hier niet mee akkoord kon gaan, lag voor de hand. Binnen de harde kern, die vijf componisten, was er overeenstemming over dat het anders moest, maar wat er dan precies anders moest en hoe, daarover liepen de meningen nogal uiteen. Peter Schat was het meest radicaal: politiek bewogen en uitgesproken links, iets dat we ook terugzien in de opera die ze samen maakten in 1968, ‘Reconstructie’ en die handelde over Che Guevara die kort daarvoor was vermoord. Muziek was voor hem een belangrijk middel voor verandering. Andriessen ging hier ver in mee. Mengelberg echter helemaal niet. Hij was nagenoeg niet geïnteresseerd in politiek, wat ook Floris Schuiling in ‘The Instant Composers Pool and Improvisation Beyond Jazz’ mooi duidelijk maakt. Hij ergerde zich dan ook behoorlijk aan Schats gedweep met Che. De Leeuw zat hier zo’n beetje tussenin en had ook regelmatig moeite met sommige acties, waaronder die in het Concertgebouw. Dat gold overigens nog sterker voor Van Vlijmen die er op die maandagavond in november dan ook niet bij was.
Als je het allemaal op een rij zet, kun je je serieus afvragen wat nu eigenlijk de zin is geweest. Wat is er nu eigenlijk bereikt? Vaak wordt dan verwezen naar die vermaarde ensemblecultuur. Maar Van Dommering – van Rongen maakt mooi duidelijk dat de verandering van de uitvoeringspraktijk, simpelweg omdat veel hedendaagse composities daarom vragen, al veel eerder dan 1969 op gang was gekomen. De Leeuw zou daar later een belangrijke rol in gaan spelen, maar het Schönberg Ensemble was toen al opgericht; Van Vlijmen en Schat hebben zelf nooit acties in die richting ondernomen, sterker nog, Schat sloot uiteindelijk vrede met het Concertgebouworkest om zijn werk uitgevoerd te krijgen. Blijven over Mengelberg en Andriessen. Die richtten beiden wel eigen ensembles op, maar alleen dat van Andriessen, De Volharding, zou een rol gaan spelen binnen de hedendaagse gecomponeerde muziek.
En ja, er werd niet veel hedendaagse muziek gespeeld. Tegelijkertijd hadden deze componisten niet eens echt te klagen. Zeker Schat en Van Vlijmen werden regelmatig gespeeld, ook door Haitink. En kijken we naar de jaren ’80, dan zien we dat het alleen nog maar minder wordt, in plaats van meer. En en ook nu is het nog relatief marginaal. Het is dat nu alle concerten zijn stilgelegd, anders werden we doodgegooid met Beethoven, vanwege diens 250 ste geboortejaar.
Kijk hier naar oud beeldmateriaal van de bijeenkomst op 22 april 1970 en de opera ‘Reconstructie’: