Geen Nederlands hedendaags gecomponeerd stuk is zo populair als ‘Canto Ostinato’ van Simeon ten Holt. Zowel bij luisteraars als musici gooit het tussen 1976 en 1979 gecomponeerde stuk hoge ogen. Over de bezetting zegt Ten Holt als inleiding bij de partituur: “Er zijn andere combinaties mogelijk waarbij toetsinstrumenten aan de orde zijn. Maar de uitvoering met vier piano’s heeft de voorkeur”. En dan komt het Mantangi Quartet ineens met een versie voor strijkkwartet, in een arrangement van Marijn van Prooijen.
Het is niet de eerste keer dat musici die geen toetsinstrument bespelen met het stuk aan de haal gaan. Wikipedia geeft een opsomming: “marimba (Peter Elbertse), kerkorgel (Aart Bergwerff, Toon Hagen), synthesizer (Sandra en Jeroen van Veen), harp (Assia Cunego), harp met elektronische muziek (InnerAct), saxofoon (Nederlands Saxofoon Octet, Sax Society), cello’s (Cello8ctet Amsterdam, Matangi Quartet), geprepareerde piano’s (Sandra en Jeroen van Veen), beiaard (Arie Abbenes, Rosemarie Seuntiëns, Malgosia Fiebig) en orkest (Victor Kraus Group)”. En eerlijk gezegd, ik ben hier niet altijd enthousiast over, net zo min als Ten Holt dat zelf altijd was. De vraag is namelijk of de ziel van het stuk in takt blijft, want volgens Ten Holt vormen “de groei en het uitkristalliseren van de interpretatie een proces”. Een proces dat voor een belangrijk deel ter plekke in de samenwerking tot stand komt, een vorm waar helaas niet altijd voor wordt gekozen. Bij het Matangi Quaret ligt dat gelukkig anders. Ten Holt nodigde het kwartet vlak voor zijn dood uit het stuk ter hand ten nemen, met als aanwijzing: “alle mogelijkheden van de snaarinstrumenten worden gebruikt, van ponicello tot pizzicato en van sul tasto tot battuto”. En dus toog Van Prooijn aan het werk onder het toeziend oog van de meester. En er is natuurlijk ook wel wat voor te zeggen om het stuk met een geheel ander instrumentarium uit te voeren. Jazz klassiekers worden tenslotte ook in allerlei verschillende bezettingen gespeeld. Dus toch maar die uitvoering door het Matangi Quartet in de speler gestopt.
Allereerst is het een aparte ervaring, de klank van een strijkkwartet is immers totaal anders dan die van vier piano’s. Tegelijkertijd komt het vanaf het eerst moment als zeer natuurlijk over, wat enerzijds te wijten is aan het arrangement en anderzijds aan de kwaliteiten van dit Haagse strijkkwartet. Je krijgt dan ook nergens het gevoel dat je naar een stuk zit te luisteren dat niet voor deze bezetting is bedoeld. Hooguit mis je het krachtig repetitieve dat je zo goed kan weergeven met een piano, maar dat komt omdat je die versie kent en deze niet. En dus kabbelend, vloeiend, stromend, regelmatig heftig stromend kwartet spel, van vier musici die absoluut aan elkaar gewaagd zijn en die het heerlijk vinden om dit stuk te spelen. En dat hoor je terug in iedere noot. Ten Holt moet het voorvoelt hebben.
Bekijk hier een korte impressie van het stuk: