Ensemble Musikfabrik – Erbe (CD Recensie)

Cd nr. 17 van de ‘Edtion Musikfabrik’ bij Wergo heet ‘Erbe’ en bevat muziek van drie componisten die werk schreven voor de collectie replica’s – Ensemble Musikfabrik is het enige ensemble ter wereld met een complete set – van instrumenten die de Amerikaanse componist Harry Partch bouwde om aan zijn muzikale dromen gestalte te kunnen geven. Sampo Haapamäki, Martin Smolka en Carola Bauckholt traden in zijn voetsporen en gingen met het instrumentarium aan de slag.

De belangrijkste reden voor Partch om een nieuw instrumentarium te bouwen was dat hij niet uit de voeten kon met ons beperkte toonstelsel. De Finse componist Haapamäki deelt dit uitgangspunt en ging eerder ook zelf reeds aan de slag met bouwen. Voor ‘Heritage’ nam hij echter een zestiental instrumenten, vooral slagwerk, van Partch ter hand. Zoals vaker het geval met dit soort stukken klinkt ook dit ‘Heritage’ heel anders dan we gewend zijn, maar tegelijkertijd ook weer heel vanzelfsprekend. Wellicht ook omdat Haapamäki met zijn geluiden dichtbij de natuur staat. Het is soms net of we ons in een sprookjesbos bevinden, met al die wonderlijke klanken.

Christine Chapman met de ‘Kitara II’. Foto’s: Klaus Rudolph

De Tsjech Smolka kwam nog in de communistische tijd in aanraking met de wereld van Partch, via obscure cassettebandjes. Het sprak hem zeer aan en beïnvloedde zijn muziek diep. Hier in ‘Wooden Clouds’ gebruikt hij slechts een paar instrumenten van Partch, waaronder de glazen ‘cloud-chamber bowls’ en combineert deze met traditionele instrumenten, vooral blaasinstrumenten. Daarmee bouwt hij een bijzondere geluidswereld in dit uit vijf delen bestaande werk. De unisono geblazen akkoorden van de blazers laat hij resoneren middels de ander instrumenten. Als echo’s in een “huge cave”.  Bijzonder is het vijfde deel waarin het slagwerk centraal staat, op een bijzondere wijze resonerend.

Helen Bledsoe met de ‘cloud-chamber bowls.

Bauckholt voegt het gesproken woord toe, middels bandopnames van Partch zelf en die van een Duitse jongen die in dialect vertelt over het vissen. Met name die laatste fragmenten zijn, in combinatie met de zeer subtiele klanken die ze met het Partch instrumentarium ten gehore brengt, van een grote schoonheid. De fragmenten waarin we Partch zelf horen zijn eveneens zeer de moeite waard. In beide gevallen is het overigens niet zo zeer de inhoud van het besprokene die dit stuk bijzonder maakt – het is allemaal redelijk triviaal wat er wordt gezegd – maar veeleer de wijze waarop Bauckholt het ritme van de taal samenvoegt met het ritme van de muziek, tot één opwindend geheel.