SPECTRA Ensemble – Frederik Neyrinck / Luc Brewaeys / Filip Rathé & Jean-Luc Fafchamps (Concert Recensie)

De Link, Tilburg – 4 maart 2020

Luc Brewaeys. Foto: www.lucbrewaeys.com

Het Vlaamse SPECTRA Ensemble speelde oktober vorig jaar een concert in De Singel, Antwerpen, rond de componisten die we spectralisten noemen en componisten die hier duidelijk door zijn beïnvloed, zoals Luc Brewaeys. Gisteren stond het ensemble in De Link – het podium dat er steeds beter in slaagt internationaal gerenommeerde musici naar Tilburg te halen – met een geheel uit werk van Belgische componisten bestaand programma. Prachtig, want die horen we hier over het algemeen veel te weinig.

Brewaeys vormde daarmee de gemene deler tussen het concert in Antwerpen en hier in Tilburg. Zijn ‘Painted Pyramids’ stond ook nu op de lessenaar. Geen probleem, het is een dusdanig complex werk dat je zelfs na twee keer luisteren er nog niet echt grip op hebt. Als basis koos Brewaeys een eerder stuk van hemzelf, ‘Pyramids in Siberia’ voor piano solo uit 1989 en werkte dat tussen 2006 en 2008 om tot dit ‘Painted Pyramids’. Het spectralisme is zeker herkenbaar, bijvoorbeeld in die prachtige echoënde klankwolk helemaal aan het begin, maar Brewaeys was een te eigengereid componist om in een vakje te kunnen stoppen, de rol van de piano past bijvoorbeeld geheel niet bij het spectralisme. Die vormt hier veeleer, met de staccato gespeelde interrupties, een soort van tegenwicht bij die zwevende klankwolken waar fluit, viool, cello en ringmodulatie vorm aan geven. Slagwerk en harp zitten daar tussenin en ‘bedienen beide kampen’. Na relatief veel Brewaeys – Vlaanderen herdacht eind vorig jaar het zestigste geboortejaar van deze veel te vroeg gestorven componist – kan ik dit stuk, mede vanwege bovengenoemde kenmerken, nu wel als typisch Brewaeys betitelen.

Frederik Neyrinck. Foto: www.musma.be

De muziek van Frederik Neyrinck ken ik nog onvoldoende om hetzelfde te kunnen zeggen over ‘Gestalt VIII’. Wel zag ik vorig jaar zijn kameropera ‘I C O N’, uitgevoerd door Asko|Schönberg. Ik was niet geheel enthousiast over het totaal, maar wel over de muziek: “Neyrinck heeft het vermogen om middels een surrealistische klanktaal ons te verleiden. Het ene moment klinkt het nog bijna impressionistisch beeldend, met langgerekte klankwolken, het volgende moment breekt het venijn door, wordt het scherp, pulserend en krijgt de muziek een opgejaagd karakter.” Bovenstaande beschrijving kan ook zo gelegd worden op dit ‘Gestalt VIII’. Ook hier is de muziek op sommige momenten manisch heftig – Neyrinck liet zich inspireren door de 17e eeuwse mystica Maria Maddalena de’ Pazzi’, die we nu zouden doorverwijzen naar een psychiater – en op andere momenten van een sacrale zuiverheid. Het is met name het grote contrast dat ook hier opvalt.

Philip Rathé. Foto: www.architectura.be

Dat de artistiek leider en dirigent van het ensemble, Filip Rathé ook  componeert, was voor mij nieuw. Echt veel doet hij dat overigens naar eigen zeggen niet, daar heeft de beste man natuurlijk ook helemaal geen tijd voor. Getuige ‘Avec diamants extrêmes’ is dat echter bijzonder jammer. De twee delen, van de acht, die hij nu klaar heeft van deze cyclus schreeuwen om meer van dit moois. Het eerste deel ‘Qui pleure là…’ vangt aan met een ijselijk hoge klank van de viool, waaiert verder uit waarin we wederom het spectralisme herkennen. Wat accenten van de piano en aansluitend een door de ziel snijdende klank van klarinet en fluit. Maar het meest opvallende in dit deel is de zeer fragiele klankstructuur. In het zevende deel ‘Si proche de moi-même…’ zit iets meer volume, de piano staat hier duidelijk centraal, te midden van een vloeiend klanklandschap. Maar het blijft een stuk dat balanceert op de grens van geluid en stilte en probeert uiting te geven aan het onzegbare.

Jean-Luc Fafchamps. Foto: Johannes Marcus Vandevoorde

Tot slot klinkt ‘Lettre Soufie’ van de Waalse componist Jean-Luc Fafchamps. Grote kans dat die zijn debuut maakt op Nederlandse bodem, ik had in ieder geval nog nooit van de man gehoord. Hij schreef een door het soefisme geïnspireerde klaagzang, naar analogie van beroemde voorbeelden uit het verre verleden. Dus een klaagzang in de zin van een contemplatief moment, een gebed. Het is een stuk dat het ensemble past als een handschoen. Een klaar pianomotief, zeer secuur gespeeld door Gabi Sultana, contrasteert met wolken klank van de strijkers, als nevels verglijdend. Dan slaat de sfeer om en krijgen we een onverwacht heftige frase waarin het danig wringt en met name het slagwerk zorgt voor een bulderende storm. Het culmineert in een getormenteerde cellosolo, soms aangevuld met bijdrages van de viool en de altviool. Aan het einde horen we weer dat pianomotief, nu afgewisseld met het ritmisch tegen elkaar slaan van twee stenen. Bijzonder.

Beluister hier de twee delen van ‘Avec diamants extrêmes’ van Filip Rathé: