Concertgebouw, Amsterdam (NTR Zaterdagmatinee) – 29 februari 2020
Dit concert van het Asko|Schönberg in het NTR Zaterdagmatinee was om meer dan één reden bijzonder. Ten eerste klonken er vier stukken van Claude Vivier, een componist die nog steeds niet de bekendheid geniet die hij verdient. Ten tweede werd de man die hem en zijn muziek in de tweede helft van de jaren ’90 in Nederland en ver daarbuiten op de kaart zette gisteren node gemist. Reinbert de Leeuw zou het concert oorspronkelijk dirigeren. Enige weken geleden werd Bas Wiegers gevraagd, want De Leeuw ging het wat rustiger aan doen, maar ineens was zijn einde daar.
Het concert werd zo een hommage aan een man die van onschatbare waarde is geweest voor de muziek van deze componist en zo veel anderen. Vooraf keek ik dus nog maar eens naar die aflevering van ‘Toonmeesters’, op televisie uitgezonden op 7 september 1997. De aflevering waarin documentairemaker Cherry Duyns samen met De Leeuw de muziek van Vivier op prachtige wijze aan ons presenteert. Aan bod komen zijn gemankeerde leven – Vivier werd op twee jarige leeftijd geadopteerd, zijn echte ouders hadden hem na zijn geboorte naar een kindertehuis gebracht, iets dat zijn leven tekende – en zijn trieste dood in 1983 op 35-jarige leeftijd: vermoord door een jongen die de homoseksuele Vivier op straat had opgepikt. Maar vooral aan bod komt dat wonderlijke oeuvre, waarvan vooral dat laatste dozijn werken, wat in de laatste vijf jaar ontstond, zo bijzonder is. Zoals De Leeuw mooi duidelijk maakt, heeft deze Canadese componist dan zijn volstrekt eigen unieke stem gevonden.
Dat is bij ‘Palu Dewata’ nog niet geheel het geval. Hij is dan wel al in Bali en Japan geweest, de invloed zou zich in al zijn werken doen gelden, iets dat we hier zeer sterk terughoren. Met name die van Bali. Opvallend aan het stuk is dat Vivier de keuze voor de bezetting vrij laat aan de uitvoerders. Hier klinkt het voor vijf slagwerkers en een contrabas in een prachtig arrangement van Arnold Marinissen. Mooi is die toevoeging van een schelp als blaasinstrument dat het geheel een exotisch karakter geeft. Maar de invloed van de Oosterse cultuur is hier nog te nadrukkelijk aanwezig, nog te weinig ingebed in dat volstrekt unieke en persoonlijke.
‘Zipangu’, uit 1980; ‘Wo bist du, Licht’ en ‘Lonely Child’, beiden uit 1981, getuigen daar wel van. Zijn studie aan het seminarie, zijn hang naar rituelen – ook al verliest hij uiteindelijk het geloof – en die invloed vanuit het oosten, laten hier diepe sporen na. Die late stukken zijn van de eerste tot de laatste noot rituelen, met een peilloze diepte. En als geen ander verstond De Leeuw de kunst om dat naar waarde te schatten en daar uitdrukking aan te geven. Dat mist Wiegers. Hij mist die enorme baggage, bezetenheid, alles verterende passie die deze gigant eigen was. Aanrekenen kunnen we het hem geenszins. En wat er klinkt is hoe dan ook bijzonder. Maar de balans had net iets beter gekund; de zangeressen Barbara Kozelj, in ‘Wo bist du, Licht!’ en Katrien Baerts, in ‘Lonely Child’, hadden net even iets meer ruimte mogen krijgen – nu overstemd het ensemble ze iets te veel en er had nog iets meer spanning in mogen zitten.
Maar wat een stukken! ‘Zipangu’ voor 13 strijkers. En dan dat moment dat de altviolen, de cello’s en de contrabas in razend tempo dat duistere, ongenaakbare patroon spelen, terwijl de violisten die wonderschone melodie spelen. Het knarst en wringt op grootse wijze. Of ‘Wo bist du, Licht!’ waarin Vivier stukken uit ‘Der Blinde Sänger’ van Friedrich Hölderlin gebruikt, maar ook bandopnames van de beroemde toespraak van Martin Luther King en van de moord op Robert Kennedy. En dan die zin: “Wo bist du, Licht” die iedere keer maar weer terug komt, afgewisseld met grote stukken fantasietaal. Een gruwelijke eenzaamheid klinkt er in door, net als in ‘Lonely Child’ waarin Vivier in eerste instantie op zichzelf doelt en waarin dat oosterse slagwerk zo’n grote rol speelt. Als middel om de tijd af te bakenen, zoals De Leeuw zo mooi uitlegt in die aflevering van ‘Toonmeesters’.
Waarom ervoor gekozen is om ‘Tiaré Tahiti’, de nieuwe compositie van Reza Nemavar tijdens dit programma in première te laten gaan, kan ik niet beoordelen. Wat ik wel weet is dat dit stuk hier totaal niet thuishoort. Het is veel te lang, onsamenhangend en nietszeggend. In alles het tegendeel van dat werk van Vivier.
Zoals altijd is ook dit concert terug te beluisteren via NPO Radio 4.