‘Fall’ is nummer 16 in de Edition Muskfabrik van Wergo. Op dit album speelt Ensemble Musikfabrik, onder leiding van Emilio Pomarico stukken van Brian Ferneyhough, Stephan Winkler en Oscar Bettison. En zoals altijd is ook hier de titel weer het verbindende element. De drie werken op dit album gaan dus allen over de val, maar dan wel in verschillende gedaantes.
Zo is de val bij Ferneyhough die van Icarus uit de Griekse mythologie. Overmoed bracht hem ertoe te hoog te vliegen, iets dat hem zijn leven kostte. Ferneyhough verklankte het eind jaren ’80 middels ‘La Chute d’Icare’, voor solo klarinet en ensemble waarbij hij zich liet inspireren door het schilderij van Pieter Bruegel de Oude, ‘Landschap met de val van Icarus’. Een grillig klinkende, kwetterende klarinet – een glansrol van Carl Rosman – gaat een boeiende dialoog aan met het ensemble. ‘The New Complexity’ werd de muziek van Ferneyhough en van aanverwante componisten wel genoemd. Een term die zeker de lading dekt, gemakkelijk klinkt dit zeker niet, maar het is ook heel poëtisch en beeldend wat Ferneyhough hier doet.
Stephan Winkler’s ‘Von der Gewissensnot der Insekten’ ontstond als instrumentale tegenhanger van zijn opera ‘Der Universums-Stulp’, gebaseerd op het gelijknamige boek van Eugen Egner. Ook hier gaat het om een val, maar dan een symbolische: het afglijden door het overmatig gebruik van drugs en drank. ‘Von der Gewissensnot der Insekten’ bestaat uit twee delen. In het eerste deel, dat Winkler als titel ‘Papst Probstenlochs Prälatengummi’ meegaf, horen we vliedende ensemble klanken, afgewisseld met dynamische momenten. De afwisseling zorgt voor een grote mate van spanning. We eindigen met een slag op de pauken, waarna ‘Heftig Tremolierende Nervenschläuche’ een aanvang neemt. De spanning neemt hier nog verder toe door een opeenvolging van heftige, doordringende klanken.
Oscar Bettison grijpt voor ‘Livre des Sauvages’ terug op een wetenschappelijke uitgleider uit het midden van de negentiende eeuw. De Franse wetenschapper en reiziger Emmanuel Domenech gaf in 1860 op kosten van de staat een facsimile uit van een manuscript dat hij in de Bibliothèque de l’Arsenal te Parijs had aangetroffen. Hij noemde het boek ‘Manuscrit pictographique américain précédé d’une notice sur l’idéographie des Peaux-rouges’ en trachtte hierin op diepgravende wijze te onderbouwen dat de bladzijden met vrij simpele tekeningen, stonden voor primitief beeldschrift van een indianenstam. Geschreven letters zag hij daarbij echter over het hoofd. De Duitser J. Petzholdt deed dat niet en lanceerde in 1861, in ‘Das Buch der Wilden in Lichte französischer Civilisation‘ een andere theorie die heel wat aannemelijker bleek. Het ging hier vrijwel zeker om een kladboek van een Duitse boerenjongen met vrij obscene tekeningen! Domenech stond in zijn hemd en deed er in de tijd daarna alles aan om zijn theorie overeind te houden, waarmee hij zich natuurlijk alleen nog maar belachelijker maakte. Over een val gesproken. Bettison neemt die frictie tussen waarheid en verzinsel als uitgangspunt voor zijn boeiende, uit drie delen bestaande, muzikale reflectie op deze geschiedenis. In ‘Curious fauna, some of it murderous’ werkt hij allereerst met opwindende, ritmische passages, om in ‘Alchemy of a new religion’ over te schakelen op lucide klanknevels, soms afgewisseld met een enkel accent van gasttrompettist Markus Schwind. Halverwege loopt de spanning op en wisselt Bettison de klanknevel af met krachtige, repetitieve frases. Ook het derde deel ‘Treasure ships and heretical ceremonies’ klinkt over het algemeen heftig en opzwepend, maar ook hier verrast Bettison met intens klankspel.