De Doelen, Rotterdam – 22 februari 2020
Daan Manneke, we vierden vorig jaar zijn tachtigste verjaardag met onder andere 2 concerten in het Orgelpark, heeft opvallend weinig geschreven voor piano. Tot 2018 twee kleine stukken, ‘Polychroon’ en ‘Blues voor Marcel’. Het uit 2018 stammende ‘Grote Archipel’, dat bijna een uur in beslag neemt, vormt dan ook direct een forse uitbreiding van zijn oeuvre voor dit instrument. Ralph van Raat speelt het hier in De Doelen, samen met die twee andere stukken, op de voor hem kenmerkende grondige wijze.
Bijzonder, want Manneke schreef het uit zes delen bestaande ‘Grote Archipel’ voor even zoveel pianisten. De versie die ook eind vorig jaar op Cd verscheen bij Zefir Records. Maar nu staat Van Raat er dus alleen voor, een probleem lijkt het echter niet te vormen. Met uiterste precisie en ruim de tijd nemend, neemt hij ons mee op een boeiende reis. Uitgangspunt voor Manneke was de provincie waar hij vandaan komt: Zeeland. Zeker vroeger een eilandenrijk, blootstaand aan de krachten van de zee. Dat denken in eilanden boeit Manneke al langer zo lezen we in de toelichting: “In de loop der tijd heb ik een componeerconcept ontworpen dat me al vele jaren boeit en inspireert. Archipelconcept: dicht bij elkaar gelegen ‘eilanden’ met elke zijn eigen manier van bestaan.” Tegelijkertijd beïnvloeden ze elkaar, lopen ze in elkaar over, zit er met andere woorden een vloeiend element in. En ook dit geldt voor de echte eilanden, leg maar eens een paar landkaarten van de afgelopen eeuwen naast elkaar. In de ‘Grote Archipel’ vinden we het helemaal terug, waarbij de zes delen ook weer uiteen vallen in losse stukken muziek, van elkaar gescheiden door soms relatief lange stiltes. En de muziek is typisch Manneke. We horen de invloed van de late Igor Stravinsky, maar vooral die van zijn leermeester Olivier Messiaen. Maar ook die van de oude muziek waar Manneke een bijzondere band mee heeft. Verder heeft die muziek – en Van Raat brengt het prachtig voor het voetlicht – altijd een kracht die verder reikt dan de noten, noem het een spirituele dimensie, of een middel tot bezinning. Feit is dat er iets met je gebeurt als je deze reis maakt.
Bij ieder deel hoort ook een gedicht, waar Manneke duidelijk inspiratie aan ontleende. Zo koos hij voor het eerste deel ‘Quasi una fantasia’ een gedicht van Ida Gerhardt, met onder andere de zin: “langs ravijnen van brokkelig gesteente”, wat leidt tot een duidelijk bij Stravinsky aanhakende woest ritmische pianopartij. Maar ook de “uiteindelijke weilanden van rust” horen we boeiend verklankt. En in ‘Nachtmusik’, het derde deel horen we de piano spelen met deze zin van Gerrit Achterberg: “klokken zijn mee verdronken”, middels resonerende aanslagen die verdacht veel weg hebben van klokken. En in ‘Prélude, Berceuse et Sarabande’ passen de klanken prima bij het geluid dat ik mij voorstel bij “het prevelen van water”, zoals Gerhardt een stromend riviertje aanduidt.
Het zesde deel, ‘Canto alla Ballata’ wijkt wat af van de vorige vijf omdat Manneke hier meerdere gedichten gebruikt. Eén van A. Roland Holst voor ‘Canto’; één van Gerhardt voor ‘Ballata’; één van J.C.J. van Schagen voor ‘Postludium (lontano e adagio molto ‘laat ons ver en langzaam zijn)’ en tot slot nog één van Holst. Prachtig is dat ‘Canto’ met die wat mysterieuze zin van Holst uit ‘Deirdre en de zonen van Usnach: “Niet lang daarna zag zij de zonen van Usnach. Zij kwamen zingende over de heuvelen, laat in den middag.” De muziek klinkt hier statig, met een uitgebalanceerde zorgvuldigheid. En beluister dan ‘Ballata’ met deze zin van Gerhardt in gedachten: “een donker stromen, waar de oorsprong verscholen is.” We horen Van Raat hier met krachtige noten, terwijl een duistere onderstroom vat op ons krijgt.
Een prachtige cyclus deze ‘Grote Archipel’. Het is te hopen dat Van Raat hem nog vaak zal spelen, het stuk verdient het zonder meer.
Bekijk hier een deel van ‘Canto alla Ballata’ in Podium Witteman: