Muziekgebouw aan ‘IJ, Amsterdam – 1 februari 2020
Op de slotdag van de de Strijkkwartet Biënnale in het Muziekgebouw aan ’t IJ allereerst drie hedendaagse kwartetten. De wereldpremière van het vierde kwartet van Joey Roukens, met als titel ‘What Remains’; ‘Korrespondenz’ van Peter Eötvös en een klassieker van begin vorige eeuw: het stijkkwartet in F van Maurice Ravel, stammend uit 1903. Voor de uitvoeringen tekenen het Dudok Quartet en het Calder Quartet.
Het uit Amsterdam afkomstige Dudok Quartet is in de paar jaar dat ze nog maar bestaan uitgegroeid tot één van de meest interessante strijkkwartetten, iets dat ze hier ook weer laten horen met de kwartetten van Roukens en Ravel. Roukens vierde ligt ze duidelijk goed, want het kwartet speelt dit zonder meer boeiende stuk met uiterste concentratie en overgave.
Roukens’ vierde klinkt bijzonder strak, krachtig en bezit een prachtige spanningsboog. Het eerste deel leunt aan tegen minimal music met zijn dromerige, repetitieve strijkbewegingen. Aanvankelijk luchtig en poëtisch, maar gaandeweg grimmiger, met heftige elementen. Roukens laat het golven tussen ingetogen spel, klinkend als een lentebriesje en heftige lyriek met uitmuntend staccatospel, meer gelijkend op een zuidwesterstorm. Het begin van het tweede deel klinkt intiem en vederlicht als een ochtendnevel. Zorgvuldig bouwt Roukens hier de spanning op, elektrificerend vormgegeven door het Dudok Quartet. Aan het einde komt de melodie van het begin weer terug en is de cirkel rond.
Ook met het strijkkwartet van Ravel weet dit kwartet prima raad. De pakkende thema’s uit het eerste deel, die in de drie delen daarna in allerlei gedaantes weer opdoemen, weet het kwartet met veel gevoel voor het voetlicht te brengen. Die combinatie van klaarheid en impressionistische sfeertekeningen, zo kenmerkend voor dit kwartet, komt volledig tot uiting. Een hoogtepunt is ook hier het tweede deel, ‘Assez vif Très rythmé’ met overvloedig gebruik van pizzicato. Ravel liet zich hiervoor inspireren door de gamelan , die hij in 1889 had leren kennen op de wereldtentoonstelling in Parijs. Maar ook het derde deel ‘Très Lent’ krijgt hier de gewenste aanpak. De langzaam verglijdende noten, de ernstige ondertoon, het is om stil van te worden.
Het Amerikaanse Calder Quartet, dat gisteren uitgebreid te horen was met muziek van eigen bodem, horen we vanmiddag met het veertiende kwartet van Wolfgang Amadeus Mozart, KV 387 en ‘Korrspondenz’ van Peter Eötvös. Die combinatie is minder vergezocht dan hij op het eerste gezicht lijkt. Eötvös zette namelijk, voor dit wel heel ongewone kwartet, de briefwisseling tussen Wolfgang, die in 1778 in Parijs verbleef en zijn vader Leopold op muziek. Allereerst is de opstelling ongewoon met van links naar rechts de altviool, viool, cello en viool. De altviool is Mozart, de viool ernaast zijn schaduw, de cello Leopold en de tweede viool diens schaduw. Voor Eötvös was dit stuk, uit 1992, een soort van oefening voor zijn opera ‘Three Sisters’, een oefening in het omzetten van spraak in muziek. Een oefening die prima slaagt. We horen die wispelturige, opstandige tiener duidelijk terug in de soms heftig, over de top spelende altviool, terwijl de cello niet al te meegaand bromt en wijze lessen verklankt. Schrijnend is het laatste deel, waarin we heftige uitbarstingen en forse botsingen tegenkomen, het gaat niet altijd voorspoedig tussen die twee. Iets dat ook terugkomt in de brieven en dus in de muziek. Tekenend voor de relatie is het feit dat als de moeder van Mozart, die met hem mee was gegaan naar Parijs, komt te overlijden, hij dit niet aan zijn vader meldt. Eötvös verklankt het aan het eind op hartverscheurende wijze.