Muziekgebouw aan ‘IJ, Amsterdam – 31 januari 2020
Gisteren stonden we, naar aanleiding van de Strijkkwartet Biënnale, reeds even stil bij de ontwikkelingen van de hedendaaage muziek aan de Amerikaanse westkust, vandaag kwam daar een vervolg op middels een interactieve lezing van Alex Ross, bekend geworden door het ook in het Nederlands vertaalde ‘The Rest Is Noise’ en het uit Californië afkomstige Calder Quartet dat hierbij zijn Nederlandse debuut maakt. Met Philipp Glass’ ‘Quarter Satz’, later die middag gespeeld door het Alma Quartet en diverse stukken van Steve Reich en Terry Riley in het avondprogramma is Californië vandaag een rode draad.
Niet te onderschatten in die ontwikkeling van de muziek in Californië is de komst van Europese schrijvers en componisten in de jaren ’40 van de vorige eeuw. Door deze kunstenaars, op de vlucht voor de nazi dictatuur, werd met name Los Angeles een broedplaats van creativiteit. De twee meest beroemde van dit illustere gezelschap waren zonder meer Igor Stravnsky en Arnold Schönberg. Zo kregen Lou Harrison en John Cage, twee componisten die de muziek in de jaren ’50 een andere richting op zouden sturen, beiden les van Schönberg en van Henry Cowell, een belangrijke vernieuwer uit de jaren ’20 en ’30. ‘3 Pieces for String Quartet’ is typisch Stravinsky in zijn Franse jaren. Het stuk dateert uit 1914, dus net na de voltooiing van ‘Le Sacre du Printemps’. Met name het tweede ritmische, springerige deel valt op. Dat ritmische dat later een grote rol zou gaan spelen in de minimal music. De invloed van Schönberg en Anton Webern vinden we terug in John Cage’s ‘String Quartet in Four Parts’, waarin bovendien het repetitieve element in het laatst deel, ‘Quodibet – Spring’ opvalt en waarin Cage de sfeer van dit jaargetijde prima weet te vangen. Van Webern klinkt vanmiddag ‘Fünf Satze’, een prachtig voorbeeld van die uitgebeende wijze van componeren.
Bij Webern klinkt iedere noot als bittere noodzaak en door het zeer effectieve gebruik van stiltes wordt dat nog eens krachtig benadrukt. Het Calder Quartet speelt het allemaal zeer precies en met veel overtuigingskracht. Aansluitend laat Ross mooi zien hoe groot de invloed van Webern was op de componist die algemeen gezien wordt als de grondlegger van de minimal music: La Monte Young. De patronen van Webern bracht hij terug tot de essentie, door ze zodanig uit elkaar te trekken dat een noot eindeloos klinkt. Daarbij overigens ook aanhakend bij andere muziekculturen, met name de Aziatische. De groepen emigranten uit Japan, China en India, in met name San Francisco maakten kruisbestuivingen een stuk meer voor de hand liggend. Het Calder Quartet eindigt met ‘Sabina’ van Andrew Norman, die deze week nog een grammy won voor zijn orkestwerk ‘Sustain’, uitgevoerd door het L.A. Philharmonic onder leiding van Gustavo Dudamel. ‘Sabina’ schreef hij oorspronkelijk voor solo viool, altviool of cello, maar klinkt hier in een versie voor strijkkwartet. Een boeiend stuk waarin al die invloeden die we hier noemden samenkomen. We horen de repetitieve patronen, de invloed van de drone muziek, maar ook die van de romantische klassieken. De muziek van Norman toont daarmee overeenkomsten met die van John Adams. Een mooi stuk, dit ‘Sabina’ waarin Norman vanuit verstilling op bijzondere wijze naar een krachtige, stuwende tussenfase werkt, om vervolgens weer ingetogen te eindigen met een boeiende solopartij voor de cello.
‘Quarter Satz’ schreef Philip Glass voor het Kronos Quartet, als onderdeel van het ‘50 For The Future‘ project waarin het kwartet 50 componisten vroeg om een nieuw stuk te schrijven om zo een soort nieuwe canon op te bouwen. Alle stukken staan op SoundCloud en de partituren zijn gratis te gebruiken door ieder strijkkwartet die dat wil. Het hier in Amsterdam gevestigde Alma Quartet bijvoorbeeld. Glass’ stuk, stammend uit 2017, hoort zonder meer tot de betere stukken van de laatste jaren. In veel recent werk heeft de componist nogal eens de neiging zijn hallucinerende patronen al te vet aan te zetten, waardoor het een zweem van gemakzuchtige kitsch krijgt. Hier gebeurt dat echter niet en vormen de ingenieuze, in elkaar overlopende patronen een lust voor het oor. De naam ‘Quartersatz’ kent iedere liefhebber van strijkkwartetten natuurlijk, het is de naam van het eerste deel van Schuberts onvoltooide strijkkwartet. Legio verschillen zijn er aan te wijzen tussen het werk van Glass en dat van Schubert, maar wat ze delen en dat geldt ook voor dit stuk, is de lichtvoetige toon en het vermogen de luisteraar mee te voeren.
Johannes Brahms bevat dat vermogen ook in het, zeker voor zijn doen, lichtvoetige derde strijkkwartet dat het Alma Quartet eveneens ten gehore brengt. Het zal te maken hebben gehad met de stemming waarin Brahms verkeerde in de zomer van 1875 tijdens een welverdiende vakantie van zijn eerste symfonie die hem allesbehalve gemakkelijk afging. Het stuk schreef hij voor Theodor Wilhelm Engelmann, een amateurcellist die graag een stuk wilde voor zijn eigen strijkkwartet. Maar Brahms zou Brahms niet zijn als tussen die zonnige noten, waarin we de invloed van Mozart en Schubert terughoren, zo nu en dan ook niet een schaduw zou zitten. Het Alma Quartet geeft er prima vorm aan.