Muziekgebouw aan ‘IJ, Amsterdam – 30 januari 2020
In het avondconcert van de Strijkkwartet Biënnale vanavond slechts één stuk, het anderhalf uur durende ‘Goetia – 72 In umbria lucis’ van Lera Auerbach. In 2016 verraste ze met ’72 Angels’, dat ik hoorde tijdens November Music, waarin engelen centraal stonden, nu komt ze terug met demonen. De Nederlandse versie is wederom in handen van het Nederlands Kamerkoor, nu samen met Quatuor Danel.
En daarmee hebben we dan direct de wereldtop op het podium, iets dat zich in deze anderhalf uur zonder meer uitbetaalt. Auerbach maakt het de luisteraar wederom niet gemakkelijk, net zoals dat in ’72 Angels’ het geval was, dat overigens net is verschenen op Cd bij Alpha. Maar ‘Goetia’, zo stelt Auerbach in een interview met Thea Derks in het programmaboekje, heeft wel een grotere herkenbaarheid: “Engelen zijn afstandelijker, demonen staan dichter bij ons. Ze verleiden en verlokken ons, inhakend op ons idealisme, onze verlangens. Ze bespelen de snaren van onze menselijke emoties.” Dat is ook de reden waarom ze in dit stuk koos voor een strijkkwartet: “De vier strijkers fungeren als partner en gids van het koor tijdens deze reis langs 72 geesten.”
En die combinatie pakt prachtig goed uit. IJselijk, onnatuurlijk hoog begint de cello in het eerste deel, gebaseerd op Psalm 90, de violen volgen met al even scherpe klanken, tegen een melodie aanhangend. Dan komt het koor erbij, soms als geheel, vaker met bijdrages van de individuele stemmen. Een vorm die ze ook met succes inzette in ’72 Angels’. Het past goed bij beide stukken, bestaat de tekst van ’72 Angels’ namelijk uit even zoveel namen van engelen, die van ‘Goetia’ bestaat, na die ‘Psalm 90’ uit 72 namen van demonen, gehaald uit het anonieme ‘De sleutel van Salomon’. En dan betaalt zich die grote diversiteit aan stemtypes, verdeeld over 24 vocalisten zich optimaal uit en kunnen we genieten van al die verschillende klankkleuren.
Het strijkkwartet dient als gids en krijgt van Auerbach op regelmatige basis dan ook een solo rol. Ze blijft daarbij binnen de tonale klankwereld, maar veroorlooft zich wel boeiende experimentele zijstapjes die je soms even verwondert doen opkijken. Soortgelijke dingen vinden we ook terug in de vocale delen. De zang bergt soms gelach in zich, staat soms dicht tegen huilen, er wordt even gezongen met de neus dicht geknepen, en er wordt gesist en gefluisterd. En het staat altijd in dienst van die namen die in alle gevallen worden uitgesproken in alle varianten die er bestaan. Om er slechts één te noemen: “Stolas – Stolos, Stowlos, Solas”.
Auerbach houdt het verder spannend door te wisselen van tempo, ritmische passages in te bouwen, de Joodse en Russische muziektraditie te integreren en dramatiek niet te schuwen. Die anderhalf uur voelt dan ook niet als zodanig, mede dankzij de voortreffelijke uitvoerig. Met name in de hectische, dramatische passages, als het koor en de vier leden van Quatuor Danel vol op stoom zijn – die laatste versta je dan overigens bijna niet meer – valt op hoe knap het is wat hier allemaal gebeurt. Kraakhelder en volledig transparant klinkt het ook op die momenten. Op andere momenten zoekt Auerbach het uiterste qua nuance, de klanken van het kwartet zweven fragiel dan door de ruimte, subliem gespeeld door dit voortreffelijke kwartet. Goud!
Bekijk hier een korte introductie van ‘Goetia – 72 In umbria lucis’: