Muziekgebouw, Eindhoven – 24 januari 2020
2020 is nog maar net begonnen, maar het concert dat gisterenavond in Eindhoven klonk, en de dag daarvoor in Theaters Tilburg, mag reeds bijgeschreven worden in de annalen. Hulde aan het Brabant Koor dat het initiatief nam voor deze unieke avond, hopelijk de start van een traditie. Niet alleen brachten ze met de philharmonie zuidnederland, onder leiding van Louis Buskens een zinderende uitvoering van het zelden gespeelde ‘The Epic of Gilgamesh’ van Bohuslav Martinů, er klonken ook nog drie splinternieuwe stukken van jonge componisten, uitgevoerd door jong musici.
En daar ligt de kracht van dit initiatief: publiek lokken met een relatief onbekend stuk van een bekende componist en daarmee beginnende componisten, beginnende musici en beginnende dirigenten – allemaal verbonden aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten – een podium bieden. Dat pakt in ieder geval, in deze eerste editie onder de titel ‘Reflections on Gilgamesh’, bijzonder goed uit. De drie componisten, Vlad Chlek, Eveline Vervliet en Amin Ebrahimi, kregen, onder leiding van coach en componist Hawar Tawfiq de opdracht zich te laten inspireren door het ‘Gilgamesj’ epos en een plaats in hun compositie in te ruimen voor de ney speler Fardin Lahourpour.
De oorspronkelijk Russische Chlek zet voor ‘Gilgamesh’ daarnaast elektronica in, die hij zelf bedient, en creëert zo een duistere sfeertekening. Opvallend in zijn stuk is veder de sterke ritmische onderstroom, met een grote rol voor het slagwerk, waarin we zijn Russische achtergrond herkennen en die voor een aangename spanning in het stuk zorgt. De hoge, ietwat nasale klank van de ney zet Chlek in tegen een decor van lange strijkerslijnen en duistere elektronicawolken. Het ensemble bestaand uit studenten, onder leiding van dirigent Sjoerd Haver speelt het met veel vuur en passie, hooguit had Haver nog iets strakker mogen dirigeren. Vervliet nam het vierde spijkertablet, waardoor dit epos aan ons is overgeleverd, als uitgangspunt voor ‘Dreams And Confusions’. Het stuk, gedirigeerd door Buskens, vangt aan met een mooi golvend repetitief patroon van de strijkers, waarna het koor, een ensemble samengesteld uit het Brabant Koor en de ney een dialoog aangaan, doorsneden met passages uit het ensemble. De zwevende, poëtische klanken die Vervliet gebruikt, passen bijzonder goed bij dit stuk dat handelt over dromen en ook hier vinden we een prachtige solo op de ney, dromerig en intens. Een verrassing is de Griekse dirigente Katerina Sampakou die met vaste hand ‘He Woke Up In The Snake’s Dream’ van de Iraanse componist Amin Ebrahimi leidt. Een wonderlijk stuk waarin vooral de rol van het koor in het eerste deel opvalt. Ebrahimi laat de vocalisten ademen door hun handen, iets dat een bijzonder effect creëert. Het stuk begint zeer ingetogen, met wolken van klank, waarna we dat koor horen, geflankeerd door slagwerk en de harp. De ney klinkt bij deze componist opvallend hoog en schel en kleur perfect bij de overige instrumenten. Langzaam krijgt het stuk vaart, zeker als het slagwerk voor een cadans zorgt en de altviool en de cello met ritmisch spel hierbij aansluiten. Het geheel ontwikkelt zich tot een machtig stromende rivier van klank door Sampakou strak en meeslepend geleid.
De Tsjechische componist Martinů schreef ‘The Epic of Gilgamesh’ in 1957, twee jaar voor zijn dood. Aangezien de componist sinds begin jaren ’40 in de VS woonde – hij was Frankrijk waar hij in 1923 naar toe was verhuisd, vanwege de tweede wereldoorlog ontvlucht – is de tekst in het Engels. Waarom dit stuk niet echt bekend is en relatief weinig wordt uitgevoerd, mag verwonderen. Het is namelijk meer dan de moeite waard. Voor dit stuk gebruikte Martinů delen van de tekst (de tabletten 1, 2, 7, 8, 10 en 12) om zijn verhaal op een zeer beeldende wijze vorm te geven. Vier solisten, een spreekstem die bepaalde passages inleidt, een groot koor en een orkest zijn er nodig om dit magistrale stuk te vertolken. Iets dat hier bijzonder goed lukt, met name door de strakke wijze waarop Buskens orkest en koor door deze prachtige muziek weet te leiden. Dat deze componist in ’57 inmiddels bedreven was in de combinatie koor – orkest hoor je hier goed terug, op menig moment is de samenhang fenomenaal te noemen. Prachtig zoals hij de spanning weet op te bouwen, met als hoogtepunt het moment waarop Gilgamesj voor de goden verschijnt om hen te verzoeken Enkidu, zijn vriend, terug te brengen uit de doden. Schitterend is ook de scène die erna komt en waar Martinů deze cantate mee afsluit. Een dialoog tussen de twee helden, hier de bariton Marcel van Dieren en de bas Frans Fiselier, beiden net als de twee andere solisten prima op hun plek. Aangrijpend is die dialoog, geflankeerd door het koor. En dat koor krijgt uiteindelijk het laatste woord, hun klank dooft uit, heel langzaam.
Bekijk hier een video waarin Hawar Tafiq vertelt over dit boeiende project: