Door critici wordt de Franse componist Jean Barraqué begin jaren ’60 gezien als één van de meest veelbelovende componisten van de twintigste eeuw. Als hij in 1973 sterft, 45 jaar oud, is die belofte bij lange na niet ingelost. Nu, ruim een halve eeuw later is daar weinig in veranderd. Zijn bijzonder kleine oeuvre wordt sporadisch gespeeld en echt veel opnames zijn er niet voorhanden. De opnames die pianist Jean-Pierre Collot uitbracht op Winter & Winter zijn dan ook zeker welkom.
De in 1928 geboren Barraqué verhuist op zijn derde naar Parijs waar hij later zal gaan studeren bij Jean Langlais en Olivier Messiaen. Die laatste zet hem op het spoor van het serialisme, waar Barraqué ijverig mee aan de slag gaat. Eén en ander culmineert in een pianosonate die hem beroemd en berucht zou maken vanwege de moeilijkheidsgraad. Collot nam hem op, samen met een aantal andere stukken voor piano uit de jaren daarvoor. Stukken die door Barraqué allemaal zijn verworpen. Ze konden zijn kritiek niet doorstaan.
Het eerste deel van die pianosonate bezit een enorme graad van abstractie en biedt de luisteraar weinig tot geen houvast in de vorm van harmonie, melodie of ritme. Wat we krijgen zijn losse invallen, puzzelstukjes die (nog) niet bij elkaar lijken te horen. En toch heeft het stuk een zekere magie, zeker ook door de relatief snelle wijze waarop Collot het stuk speelt, waardoor de sterk dynamische contrasten in het stuk goed tot uiting komen. En dan valt het stuk rond de tiende minuut nagenoeg stil, horen we zo nu en dan een toon, gescheiden door lange stiltes. Net alsof er grote stukken muziek weggevallen zijn, intrigerend. In het tweede deel, dat ongeveer een derde langer duurt, zet Barraqué deze verstilde aanpak voort. Ook hier die fragmentarische opbouw, kernachtige noten, krachtig gespeeld. In juli 1996 nam Herbert Henck de sonate op voor ECM Records (uitgebracht in 1999). In het boekje bij de Cd gaat Henck in op wat deze sonate nu zo ingewikkeld maakt. Allereerst zo stelt Henck “the sonata combined conflicting tendencies. Rigid and free approaches alternated and identified themselves by differently framed tempi and registers”. Verder had Henck het probleem dat er geen goede partituur van het stuk voorhanden was – prachtig om te lezen hoe hij als een detective te werk ging. Die onduidelijkheid in het origineel verklaart ook de extreme verschillen in tempi tussen de diverse uitvoeringen. Met 16:45 en 22:49 voor de twee delen is Collot zeer snel, terwijl Henck 19:06 en 27:07 nodig heeft. Stefan Litwin maakt in 1997 een nog merkwaardiger keuze, 28:51 en 25:35 (CPO), opvallen aangezien Barraqué bij het eerste deel “Très rapide” schrijft en bij het tweede ‘Lent”, wat dat betreft bevalt de vrij felle versie van Collot mij wel.
De overige stukken op dit album met de complete pianomuziek van Barraqué geven een mooi inkijkje in de weg naar die pianosonate. Zo vinden we in ‘Deux morceaux pour piano’, samen duren ze twee minuten, uit 1949 reeds die grote dynamische contrasten, plotselinge wendingen en forse uithalen. Alleen hier nog veel minder doordacht en abstract. Hier waait de romantische geest nog rond, net als in ‘Tristan und Isolde’ uit hetzelfde jaar, waarin Barraqué teruggrijpt naar de overweldigende ervaring in zijn jeugd bij het zien van deze opera. In ‘Thème et variations’ treffen we weer dezelfde sfeer als in het tweede deel van de pianosonate. Twee stukken dateren van voor 1949, ‘Mouvement Lent’ schreef Barraqué in 1947, ‘Retour’ in 1947 / 1948. Beiden missen nog het abstracte karakter wat zijn latere muziek zou kenmerken. Leuke stukken, maar op geen enkele wijze echt bijzonder. Dat Barraqué ze in het licht van zijn sonate niet meer kon waarderen, valt dan ook zeker te begrijpen.
Beluister hier de pianosonate: