Concertgebouw, Amsterdam (NTR Zaterdagmatinee) – 30 november 2019
In deze editie van het NTR ZaterdagMatinee allereerst twee premières: nieuwe stukken van Martijn Padding en Louis Andriessen, naast twee stukken stammend uit de vorige eeuw: ‘Chronochromie’ van Olivier Messiaen uit 1960 en ‘Valses nobles et sentimentales’ in de versie voor orkest uit 1912. Voor het Radio Filharmonisch Orkest staat Bas Wiegers, een zieke Ryan Wigglesworth vervangend.
Het is zo een programma geworden rondom Andriessen, vanwege het feit dat hij eerder dit jaar 80 werd. Dat we dan beginnen met een stuk van Martijn Padding is allerminst vreemd, Deze voormalige leerling van Andriessen en inmiddels zelf een gezaghebbende componist schreef ‘Three Birthday Pieces’ speciaal voor deze mijlpaal. Het eerste deel, ‘Brithday Chorale’ bezit symfonische allure, iets dat wonderlijk contrasteert met een soort van kamerensemble, bestaand uit harp, celeste, accordeon en slagwerk en dat juist een zeer subtiele klankwereld voortbrengt. In ‘Keizersgracht shuffle’ kijkt Padding terug naar de eerste keer dat hij les kreeg van Andriessen aan de Keizersgracht en hij zijn fiets mee naar boven zeulde om te voorkomen dat die gestolen zou worden. “Oeh, ah” horen we meerdere malen vanuit het orkest opstijgen. Boeiend ook hoe Padding hier de wandeling van Andriessen naar zijn werkplek verklankt, met een langzaam pulserend ritme. ‘The One and Only’, het derde deel, is een soort van statement geworden over de rol die muziek in Paddings leven is gaan spelen: “Maar de grootste heer die je moet bedienen is de muziek zelf. Ik heb een taak zoals Stravinsky zegt de muziek uit te vinden, dat is een verplichting en ik heb dus ook het gevoel dat mijn mijn talent mij verplicht om muziek uit te vinden.” Van die verantwoordelijkheid kwijt hij zich met verve, hier in een boeiende dialoog tussen een digitaal ten gehore gebrachte spreekstem en de klanken van het orkest.
Voor de uit vijf delen bestaande liederencyclus ‘The Only One’, het beleefde vorig jaar zijn wereldpremière bij het Los Angeles Phiharmonic Orchestra, koos Andriessen een eclectische aanpak. We horen direct aan het begin de voor hem kenmerkende ritmische structuren, vormgegeven door de marimba, de fluiten, fagotten en violen, waarna zangeres Nora Fischer, waar Andriessen dit stuk voor schreef het podium betreedt, gekleed als een nogal creatief uitgedost tienermeisje. De sfeer slaat om als Andriessen muzikaal aanhaakt bij de traditie van het American Songbook, de musical en de jazz. Hij koos als basis vijf gedichten van de Vlaamse dichteres Delphine Lecompte, door haar zelf vertaald in het Engels. Haar puntige teksten lenen zich prima voor deze opzet en voor Fischer’s manier van zingen, die vaak beter past bij het jazz en pop idioom dan bij die van de klassieke muziek. Dat Andriessen dat interessant vindt, weten we inmiddels. Hij heeft zich altijd aangetrokken gevoeld tot dit type zangeres. En ook nu blijkt dat hij zich uitgebreid heeft verdiept in Fischer’s stem en wijze van zingen en de vijf liederen bevatten een groot aantal passages waarin muziek en zang naadloos in elkaars verlengde liggen. De vijf liederen beluisterend kunnen we niet anders stellen dan dat Andriessen wederom een interessant stuk heeft toegevoegd aan zijn werken voor orkest.
Als dit programma draait om Andriessen, vormen Messiaen en Ravel eveneens logische keuzes. We kunnen dan ook met gemak de nodige vergelijkingen trekken zijn muziek en die van deze Franse componisten. Hij deelt de ritmiek met Messiaen en de aandacht voor details met Ravel. Maar bovenal is het de aandacht voor klank als puur fenomeen dat de Franse muziek zo bijzonder maakt en dat Andriessen aanspreekt. Messiaens ‘Chronochromie’ is daar een bijzonder voorbeeld van. Het is een wat vreemd, hermetisch en enigszins weerbarstig stuk, dat je eigenlijk vaker moet horen om het echt te kunnen doorgronden. De structuur ontleende hij aan de Griekse odes, zoals we die vinden in de tragedies. Die bestaan uit drie delen: ‘Strophe’, ‘Antistrophe’ en ‘Épode’. Alleen rekte Messiaen het op tot zeven delen door de ‘Strophe’ en de ‘Antistrophe’ twee keer in te zetten en het geheel te omlijsten met een ‘Introduction’ en een ‘Coda’. Naast de zeer grote aandacht voor klankkleur, horen we hier ook reeds de vogelgeluiden, waar Messiaen beroemd door zou worden. En nu eens niet middels de piano, die ontbreekt in dit stuk, maar door de percussie en de blazers. Hij bereikt er onverwachte effecten mee.
‘Valses nobles et sentimentales’ schreef Ravel oorspronkelijk voor piano, dat deed hij met meer stukken. In 1912 bewerkte hij het voor orkest wat de diversiteit in klank natuurlijk zeer ten goede kwam. Acht walsen, naar het voorbeeld van de ‘Valses nobles’ en de ‘Valses sentimentales’ van Franz Schubert. Maar dan wel op een geheel andere wijze vormgegeven dan de walsen van Johann Strauss die in diezelfde tijd in Wenen actief was. Ravel speelt duidelijk met de vorm, kleurt buiten de lijntjes, voegt er nieuwe elementen aan toe en creëert zo iets geheel nieuws. Andriessen doet een halve eeuw later iets soortgelijks en treedt daarmee in Ravels voetsporen.
Zoals altijd is ook dit concert terug te luisteren via Radio4.