Het Orgelpark, Amsterdam – 23 november 2019
Het New European Ensemble betoont zich een zeer initiatiefrijk en ondernemend gezelschap, iets dat ook gezien werd door Het Kersjes Fonds, dat onlangs het ensemble een bijzondere prijs, € 30.000,-, toekende. Een mooi voorbeeld van dat culturele ondernemerschap vormt dit concert in Het Orgelpark, waarbij het ensemble samenwerkt met het Slowaakse Ensemble Quasar, dat en passant werk van twee voor ons onbekende componisten meebrengt.
Tevens brengt dit grote ensemble een wereldpremière van Giulliano Bracci en een stuk van de Franse componist Bruno Mantovani, van wie ook maar zelden iets te horen is. En als we dan toch in Het Orgelpark zijn, kunnen we in het concert net zo goed orgelmuziek opnemen, waarbij Bert Mooiman voor de uitvoering zorg draagt.
Vijf blazers van het New European Ensemble trappen af met het blazerskwintet van Hendrik Andriessen. Een mooie keuze, waarbij recht wordt gedaan aan een belangrijke Nederlandse componist uit de geschiedenis van de hedendaagse muziek. Het is een zeer harmonisch stuk waarin Andriessen in vier delen (langzaam – snel – langzaam – snel) op zeer sfeervolle wijze de diverse klanken met elkaar vermengt. Met prachtig strak spel geeft het ensemble hier direct zijn visitekaartje af. Andriessen wordt gevolgd door Arvo Pärt’s ‘Annum per annum’, voor orgel. We starten met een donderend begin, slechts één noot die langzaam uitwaaiert en in kracht afneemt. Een procedé dat Pärt aan het einde gespiegeld herhaalt, daartussen zitten een paar prachtige en zeer kleurrijke melodieën. Vaak met het karakter van een soort van oproep. Meditatief en sacraal, zoals we dat van Pärt gewend zijn.
Dan komen we toe aan Ensemble Quasar dat een tweetal werken brengt van Slowaakse hedendaagse componisten, Jana Kmit’ová en Ivan Buffa, die tevens het ensemble dirigeert. In ‘Kamea’, dat verwijst naar mozaïek, begint Kmit’ová fel en sprankelend, vooral op het conto te schrijven van het razendsnelle marimbaspel, waarna ze in microtonale klankwolken voorziet, met boeiende accenten van het slagwerk, die soms op zeer dynamische wijze aanzwellen. De steentjes komen aan bod in een passage van de piano, je kunt er op de maat overheen lopen. Een patroon dat gaandeweg door de andere instrumenten wordt opgepikt. Eerst door de xylofoon die naadloos met de piano samenvalt, dan door de viool, de cello, de fluit en tot slot de klarinet. Kmit’ová bouwt de spanning weer op tot we uiteindelijk eindigen met de gong en het geluid van de binnenkant van de piano.
Buffa schreef ‘Tvorvý Duch’, dat zoveel betekent als ‘creatieve geest’, voor de ongewone bezetting van strijkkwartet, twee fluiten, piano en percussie. De kracht van Buffa zit in de nuance, in de wijze waarop hij binnen de wolken van klank kleur aanbrengt. Al ontbreekt de dynamiek hier zeker niet. Prachtig hoe hij die wolken van klank kracht geeft, ze laat klinken als een zwerm krijsende vogels. Bijzonder is de bijdrage van de fluiten, door deze op redelijk onorthodoxe wijze in te zetten, ontstaat een zeer afwisselend klankspectrum, zeker in combinatie met de piano en het slagwerk. Een mooi stuk dat hier, overigens net als in het geval van ‘Kamea’, met veel gevoel en overtuigingskracht wordt gebracht.
Na de pauze staan de beide ensembles op het podium, aangevuld met organist Bert Mooiman, onder leiding van Buffa. Giuliano Bracci, die onlangs tijdens November Music reeds opviel met ‘Se non in ombra e specchio’, uitgevoerd door Silbersee en ‘Tutti chiudi negli occhi’, uitgevoerd door Quartetto Maurice, zet deze bezetting in voor ‘Utopia sottile’, een volgend opvallend rijp werk van deze nog relatief jonge componist (1980). Hij neemt de tijd met zijn ijle strijkerslijnen, waar uiteindelijk de klank van de piccolo in mee resoneert. Een prima toevoeging vormt hier het orgel, dat een zwaar, zoemend geluid voortbrengt als een onderliggende drone. Slechts heel geleidelijk bouwt Bracci hier zijn klankwereld uit, één die zindert van spanning en waarin de duisternis overheerst. Donkere nevels worden gecombineerd met ijle, messcherpe intermezzo’s, het geheel nog pregnanter makend. Maar het gaat er hier vooral heel subtiel aan toe, iedere klank wordt gewogen op een goudschaaltje. Bracci boft met dit gelegenheidsensemble dat onder leiding van de bevlogen Buffa onmiskenbaar recht doet aan de intenties van deze componist.
‘Si près, si loin’ van Bruno Mantovani is zo ongeveer het tegenovergestelde van ‘Utopia Sottile’. Zo genuanceerd als dit stuk klinkt, zo heftig en dramatisch klinkt ‘Si près, si loin’. De zaal van Het Orgelpark is letterlijk te klein voor zoveel muzikaal geweld. Explosies aan klank, met een grote rol voor de trommels en het koper, worden hier afgewisseld met elektrificerende frases waarin strijkers en houtblazers prachtige landschappen schilderen. Ook hier werken beide ensembles eendrachtig samen, onder leiding van Buffa, in een magistrale uitvoering.