Theater Mönchengladbach, Mönchengladbach – 11 november 2019
Natuurlijk, muziek mag ook gewoon mooi zijn. Maar een hedendaags componist, zeker een componist die zich aan opera’s waagt, laat daarmee wel kansen liggen. Hoeveel interessanter wordt het als die componist, zoals de Hongaarse componist Peter Eötvös met ‘Der Goldene Drache’ doet, het publiek een spiegel voorhoudt, aan het denken zet en ja, soms ook schokt. Als dan ook de regie meewerkt, zoals die van Petra Luisa Meyer hier in het Theater Möndchengladbach dan levert dat een avond gedenkwaardig theater op.
In het hier pas besproken ‘Opera – passie en controverse’ van Peter de Caluwe, directeur van De Munt zegt deze: “Ik zeg ja tegen elke provocatie als ze niet gratuit is en verwijst naar de oorspronkelijke, positieve betekenis van het woord in het Italiaans: provocare (cursivering van De Caluwe), ‘naar buiten roepen’ om iets te doen ontstaan. Het is je uitdrukken om aan te zetten tot nadenken.” Deze zin van De Caluwe is wat mij betreft zeker van toepassing op deze tragikomische opera uit 2014 van Eötvös, naar een libretto van Roland Schimmelpfennig, die het weer baseerde op een toneelstuk. Wat in eerste instantie veel weg heeft van een komedie blijkt, voor wie het wil zien, een zeer duister element te bevatten, iets dat alle vrolijkheid in een ander licht plaatst.
We volgen allereerst vijf koks in het Chinees-Thais-Vietnamees restaurant De Gouden Draak. Van heel dichtbij, want regisseuse Meyer heeft ons allen op het grote podium gepositioneerd, aan weerszijden van een kleine verhoging waar de handeling plaatsvindt. Eén van de vijf werkt er nog maar kort, illegaal en dus zonder papieren. De jongen, prachtig vertolkt door de sopraan Panagiota Sofroniadou, heeft hevige kiespijn, maar kan vanwege het niet hebben van papieren niet naar de tandarts. De vier andere koks besluiten hem zelf maar van de kies te verlossen, met onvoorziene gevolgen: de jongen bloedt dood en wordt uiteindelijke gedumpt in de rivier. Naast deze hoofdlijn zitten er nog een paar andere verhaallijnen in de opera. Maar er is meer. Er is ook nog het illegale meisje – wat uiteindelijk het zusje van de jongen blijkt te zijn – dat zichzelf verkoopt om aan de armoede te ontsnappen en dit eveneens duur moet betalen, al even prachtig vertolkt door James Park. Twee gruwelijke verhalen, die ons confronteren met iets dat we in het rijke westen liever niet zien: we zijn allemaal gelijk, maar de één is iets gelijker dan de ander. Eötvös is zich prima bewust van die gene en verpakt zijn boodschap in een komische setting, soms met hilarische uitwerking. Zo vliegt de getrokken kies door de lucht, belandt in de soep nr. 6 en wordt er door een etende stewardess uitgehaald. Natuurlijk lachen we bij deze prachtige scène, maar niet van harte. We waren immers net getuigen van vier koks die met veel geweld de jongen dachten te helpen.
Eötvös weet dit alles perfect in klank te vatten. Het begint met duistere, onheilspellende noise – een geluid dat nog twee keer terug komt – voordat de koks opkomen en ritmisch met hun messen beginnen te hakken, muziek die zich vermengt met de klanken van het uitstekend spelende Niederrheinische Sinfoniker, onder leiding van Yorgos Ziavras. Een prachtige vondst. Dat Eötvös ook voor film schrijft, herken je in deze opera. De muziek is beeldend en volgt de gebeurtenissen op de voet. Daarnaast heeft de componist een paar interessante manieren gevonden om effect te bereiken. De eerste is dat er slechts vijf vocalisten zijn die niet alleen die vijf koks vertolken, maar ook alle andere personages. Daarbij worden naar believen mannen en vrouwen gewisseld. De vijf, naast Sofroniadiou en Park, Susanne Seefing, Peter Koppelmann en Rafael Bruck, doen dat zo goed, dat je soms amper door hebt dat je de betreffende vocalist net al zag, maar dan in een geheel andere uitdossing. Daarnaast verlopen de wisselingen in deze eenakter ook nog eens in een hoog tempo. Het tweede mooie is dat Eötvös deze personages zowel laat acteren als de handeling laat beschrijven, iets dat eveneens nogal eens een hilarisch effect scoort. Tot slot laat hij de musici soms de muziek stil leggen, terwijl ze woorden uitspreken als “Kurze Pause”, of “Lange Pause”. Redelijk bizar, maar zeer doeltreffend.
De kleine, die jonge kok, gaat dood, wordt in de rivier gegooid en zingt dan nog een laatste, wonderlijk mooie, maar tevens vrij cynische monoloog. Hij gaat als lijk, meegevoerd door het water, uiteindelijk terug naar China, weliswaar als louter botten, maar blij om weer thuis te zijn.
Bekijk hier een impressie van de opera: