In maart 2015 bracht de Brusselse Munt ‘Jakob Lenz’, een kameropera van Wolfgang Rihm, gebaseerd op het toneelstuk ‘Lenz’ van Georg Büchner op de planken. Onlangs verscheen deze uitvoerijng op Dvd bij Alpha-Classics. Alle reden dus om dit bijzondere verhaal van een man die langzaam vervalt tot waanzin, hier nader te beschouwen.
Jakob Michael Reinhold Lenz werd geboren op 12 januari 1751 in het huidige Letland. Tijdens zijn studie theologie, geheel volgens de wens van zijn vader, in Königsberg, nu Kaliningrad in Rusland, trok de student meer naar Immanuel Kant dan naar God. In 1771 onderbreekt hij zijn studie en vertrekt naar de Elzas waar hij bevriend raakt met Johanne Wolfgang von Goethe en verliefd wordt op Frederike Brion, de ex-geliefde van Goethe. De liefde wordt echter niet beantwoord. Rond 1777 begint Lenz, die zich inmiddels tot schrijver, dichter en denker heeft ontwikkeld, wellicht mede veroorzaakt door deze ongelukkige liefde en de zeer problematische relatie met zijn tirannieke vader, verschijnselen van een psychische aandoening te vertonen. Dat is het moment waarop Rihm hem aan ons voorstelt.
Rihm schreef de opera, zijn eerste in 1979, op 25 jarige leeftijd. En het is bijzonder om te zien hoe goed hij toen reeds in staat was om een verhaal, een afschrikwekkend verhaal te verklanken middels muziek en zang. Deze compacte opera, hij duurt iets meer dan een uur, kent werkelijk geen zwak moment.
Bijzonder daarbij is het kamerensemble, dat bestaat uit 3 cello’s, 6 blazers, een klavecinist en een percussionist en het vocaalensemble, bestaand uit twee sopranen, twee alten en twee bassen. De musici verklanken Lenz’ geestesgesteldheid, de zes vocalisten de stemmen die hij continu hoort. Dat leidt regelmatig tot ingrijpende taferelen, bijvoorbeeld in de eerste scène, Lenz dwaalt door de bergen, waarin die stemmen hem tot een poging tot zelfmoord bewegen. Het is dat dominee Oberlin, Henry Waddington, hem vindt, hem herkent en aanbiedt een tijdje bij hem te blijven. Hij moet de draad van het leven weer gaan oppakken. In de derde scène kan Lenz de slaap niet vatten. Frederike’s beeld achtervolgt hem. Regisseur Andrea Berth heeft dit prachtig verbeeld. Lenz ligt in een soort van enorme kast, terwijl figuren buiten zijn gedachten verbeelden. Een vorm die zij ook elders in de opera op regelmatige basis hanteert.
Rihm vraagt veel van de bariton die Lenz gestalte moet geven. Uitzinnige scènes worden afgewisseld met deerniswekkende, er moet op hoog niveau worden geacteerd en de zanger moet over een zeer wendbare, veelzijdige stem beschikken. Neem de vijfde scène waarin Lenz van Oberlin een preek mag houden. Georg Nigl die als Lenz werkelijk perfect is, trekt in deze bijna cabareteske scène werkelijk alles uit de kast om aan deze waanzinnige gestalte te geven. De muziek, in handen van de leden van het Symfonie Orkest van de Munt, onder leiding van Franck Ollu, ondersteunt dit groots. Pijnlijk ambitieus en vurig is hij in de dialoog met Kaufmann, John Graham-Hall, waarin hij zijn denkbeelden over de literatuur declameert. Een dialoog die hem in een zware inzinking stort.
Eén waarin stemmen hem verzekeren dat Frederike op sterven ligt. Lenz trekt de bergen in om haar te redden. Nadat hij een kind op haar sterfbed, dat hij voor Frederike houdt, niet weet te redden, een aangrijpende scène rest slechts een nieuwe poging tot zelfmoord. Nu is het Kaufmann die hem vindt en bij Oberlin brengt. Beiden beseffen uiteindelijk in een hartverscheurende scène, dat zij hem niet meer kunnen helpen. Ze weten eenvoudig weg niet wat ze met zo veel pijn aanmoeten. Het is hier waar de opera eindigt.
De historische Lenz vetrekt in 1779, zijn gezondheid lijkt dan wat gestabiliseerd te zijn, naar Riga, waar zijn vader bisschop is geworden. Tot productiviteit komt hij echter niet meer, hij werkt als leraar en sterft tenslotte in 1792 in Moskou.
Bekijk hier een korte impressie van deze uitvoering: