Ferruccio Busoni dankt zijn faam met name aan zijn baanbrekende werk als uitvoerend pianist, arrangeur en leraar. Hij wordt niet voor niets gezien als één van de grootste pianisten aller tijden. Met name zijn interpretaties van het werk van Johann Sebastian Bach waren baanbrekend. Minder bekend is dat Busoni ook zelf het nodige heeft gecomponeerd, met name voor piano. Svetlana Belsky die zich reeds tijdens haar studie intensief met Busoni bezig hield, breekt dan ook, met ‘The Late Works’, verschenen bij Ravello Records, terecht een lans voor dit werk.
Toen Busoni in 1924 stierf, hij was pas 58 jaar, liet hij een onvoltooide opera, zijn vierde, ‘Doktor Faustus’ na. Een opera waar hij de laatste decennia mee bezig was geweest en die al zijn werk van na de eeuwwisseling, dus ook de drie stukken op dit album, diepgaand beïnvloedde. Zo toont Belsky in de toelichting overtuigend aan dat de ‘Sonatina Seconda, BV 259′ uit 1912 te zien is als een verklanking van de reactie van de dokter op de zwarte magie, één van afschuw, huivering en nieuwsgierigheid tegelijk. Door het combineren van zeer bedachtzame, ingetogen passages met doordringende, heftige momenten creëert Busoni hier op grootse wijze dit mentale spanningsveld. Iets dat nog wordt versterkt door de overtuigende wijze waarop Belsky dit zeer bijzondere, maar ook razend moeilijke stuk vertolkt. Aan alles is te merken dat zij volledig vertrouwd is met de muziek van Busoni en de bedoelingen van de componist haarfijn aanvoelt. We begrijpen dan ook direct waarom dit stuk bij de première in 1913 nogal wat onrust veroorzaakte, net zoals het geval was bij Igor Strawinsky’s ‘Le Sacre du Printemps’ waar deze sonatine qua spanningsopbouw en intensiteit zeker verwantschap mee vertoont.
De negen variaties op een Chopin Prelude, BV 213A, componeerde Busoni reeds in 1884, maar vinden we hier in de bewerkte versie van 1922, als onderdeel van zijn ‘Klavierübung’. Ook hier zien we de invloed van ‘Dokter Faustus’ terug in het duistere inleidende deel dat Busoni pas in 1922 toevoegde ter vervanging van een ‘Fantasie’. Dus ja, Chopin, maar zeker ook Busoni. Want dit is toch echt muziek die thuishoort in de jaren ’20 van de vorige eeuw, inclusief de vaak wat beklemmende atmosfeer.
De zes Elegieën die Busoni in 1908 uitbracht zag hij zelf als een belangrijk moment in zijn carrière, waarin hij voor de eerste keer zijn persoonlijke visie op muziek uiteenzette. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij in de tweede elegie materiaal uit zijn pianoconcert verwerkte, in de vierde en vijfde materiaal uit zijn opera ‘Turandot’, of meer specifiek de derde suite en materiaal uit de zesde later zou gebruiken voor zijn derde opera, ‘Die Brautwahl’. Louter de eerste en de derde staan op zichzelf. In die derde overigens, ‘Meine Seele bangt und hofft zu Dir’, verwijst Busoni overduidelijk naar Bach, maar dan wel op een zeer originele wijze! De vierde zou het meest bekend worden, met name door het gebruik van ‘Greensleeves’ waar Busoni van dacht dat het een Chinese volksmelodie was, vandaar dat het in zijn opera ‘Turandot’ terecht kwam.
Ferruccio Busoni weer eens even groots afgestoft en in de schijnwerpers gezet. Het is niet meer als terecht, zeker als dit dan ook nog eens op deze wijze gebeurt!
Beluister hier de ‘Sonatine Seconda’: