Het Orgelpark, Amsterdam – 28 en 29 september 2019
De componist Daan Manneke wordt op 7 november 80 jaar. Reden tot feest dus en overal in binnen- en buitenland is zijn muziek dan ook de komende tijd te horen. Het Orgelpark ging echter het verst met een vierdaags festival, waarbij de twee concerten dit weekend Manneke nadrukkelijk in de tijd plaatsten. Naast een ruime keuze uit zijn eigen werk, klonk er zowel muziek van zijn leermeesters, Ton de Leeuw en Olivier Messiaen, als muziek van zijn leerlingen, die duidelijk door hem zijn beïnvloed.
De oorspronkelijk uit Zeeland afkomstige Daan Manneke, afkomstig uit een streng orthodox gereformeerd milieu en voorbestemd om boer te worden, koos al snel een andere richting. Hij studeerde compositie bij Jan van Dijk, en orgel bij Huub Houët en Louis Toebosch aan het Brabants conservatorium te Tilburg en aansluitend orgelstudies bij de Belgische organist Kamiel d’Hooghe in Brussel. Na Brussel trok Manneke naar Amsterdam, waar hij compositiestudies volgde bij Ton de Leeuw, die een dierbare vriend zou worden en hem in contact zou brengen met Olivier Messiaen, bij wie hij ook privé-studies deed.
In de jaren daarna zou Manneke in een veelheid aan rollen bekendheid opbouwen. Van 1958 tot 1969 was hij organist aan de St. Gertrudiskerk in Bergen op Zoom, waarmee hij zijn reputatie als uitstekend orgelvirtuoos opbouwde. Verder is hij reeds sinds 1972 docent aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium, sinds 1986 als docent compositie en richtte hij het kamerkoor Cappella Breda op waar hij veel werk voor schreef.
Kijkend naar Manneke’s leertraject, valt op dat hij het type componist is dat met beide benen in de traditie staat en mee verder bouwt aan een eeuwenoude kathedraal waarvan de eerste stenen werden gelegd in de Middeleeuwen. Zoals bij meer componisten het geval is, sluit ook zijn werk sterk aan bij die van de Renaissance polyfonie, het is niet vreemd dat het concert op zaterdagavond begint met muziek van Josquin Desprez. Dat betekent geenszins dat Manneke geen hedendaags componist is, dat is hij zeker wel, maar met hem kijken we wel altijd terug over zijn schouder. Iets dat des te meer duidelijk wordt in de opzet van deze twee concerten.
In het afsluitende stuk op zondagmiddag, ‘Cantique de Pascal’ komt de wereld van Manneke samen. Blaise Pascal, en dan met name diens ‘Pensées en Mémorial’ moeten de componist na aan het hart liggen. Pascals werk is immers zo wat tegengesteld aan de orthodoxie, iets waar Manneke naar eigen zeggen geen talent voor heeft. Eén fragment uit dit werk voor koor en harmonium, het tweede deel ‘Motet à dix voic / Que dois-je faire?’ maakt duidelijk waarom dit stuk typisch Manneke is:
“Wat moet ik doen? Ik zie overal alleen maar duisternis.
Wanneer ik denk aan de korte duur van mijn leven,
verloren in de eeuwigheid ervoor en erna…
verzonken in de oneindige, onmetelijke ruimten
die ik niet ken en die mij niet kennen.
Ik ben bang…
Wie heeft mij er geplaatst?” (vertaling Frank de Graaff, uitg. Boom 1997)
Manneke’s muziek is doortrokken van dit besef. Hij ziet zichzelf als onderdeel van dit grote geheel, vol bewondering, ontzag en dankbaarheid en dat klinkt door in al zijn composities. Bij Manneke heb je altijd het gevoel dat hij fungeert als een soort van medium om in contact te komen met dat wat er werkelijk toe doet. In navolging van Messiaen en De Leeuw, die hier beiden eveneens in slaagden. Ook bij De Leeuw’s ‘Interlude’ en diens prachtige ‘Sweelinck-variaties speelt het. Het heeft veel te maken met de verhouding die deze componisten hebben ten opzichte van de begrippen tijd en ruimte. Manneke noemt zichzelf niet voor niets, bijvoorbeeld op zijn website, ‘Kapelmeester van de ruimte’. Niets klinkt hier dan ook zo maar, het zijn altijd bouwstenen die een onderdeel vormen van een veel groter geheel. Niet alleen is ieder stuk een onderdeel van zijn uitgebreide oeuvre, dat oeuvre maakt weer onderdeel uit van een traditie. Dat gevoel overheerst in zijn werk.
En niet alleen in dat van hem. In de muziek van leerlingen als Bart Visman en Gerard Beljon zit dit eveneens. Visman’s ‘Canticum cantoricorum’ voor koor, gebaseerd op het Hooglied, wortelt al evenzeer in de traditie. We horen sporen van de Franse troubadours in deze prachtige teksten over de liefde, met veel passie gezongen door het uitstekende Studium Chorale, onder leiding van Hans Leenders, dat ook ‘Planctus Cygni’ van Gerard Beljon ten gehore brengt, waarin Beljon de westerse koortraditie vermengt met volksmuziek, zoals we dat ook kennen in de Scandinavische koormuziek. Prachtig is hier ook de bijdrage van de duduk, een Armeense herdersfluit, bespeeld door Raphaela Danksagmüller en dat prima past bij de ritmische, magische zang van het koor.
Nog veel meer moois klonk er in deze twee concerten en in alle gevallen verklankt op het hoogste niveau, met verder schitterende bijdragen van het Zed Consort, gitarist Stefan Gerritsen en organist Rien Balkenende op zaterdag en Dirk Luijmes op harmonium en organist Marcel Verheggen op zondag.
Bekijk hier een portret van de componist gemaakt door DocwerkTV: