De Munt, Brussel – 27 september 2019
‘Macbeth’, de gruwelijke tragedie van William Shakespeare blijft tot de verbeelding spreken. Beperken we ons tot de opera, dan denken we aan de bewerkingen door Giuseppe Verdi en Ernest Bloch, maar er zijn daarnaast toneelstukken, films, romans en gedichten aan te wijzen die aan hun beruchte voorganger te linken zijn. De Franse componist Pascal Dusapin nam het stuk eveneens als basis voor zijn achtste opera: ‘Macbeth Underworld’, dat hij schreef in opdracht van De Munt.
Dusapin zei ‘In die twee daar’, opgenomen in het programmaboek, over opera: “In een opera spreken we al zingend over wat ons allen verontrust”. We kunnen dit gerust zien als motto voor dit ‘Macbeth Underworld’, waarin Dusapin Shakespeare’s stuk van een nieuwe laag voorziet, vandaar dat ‘Underworld’ in de titel. Want hier komt Macbeth weer tot leven en beleeft de tragische gebeurtenissen, het vermoorden van iedereen die hem in de weg loopt, opnieuw, of toch niet? Is het een droom? Een spoor waar de proloog ons op zet, waarin de godin van de dood, Hecate, nog voor de muziek begint, zegt: “Look! They come back on stage again. Is it something we see in the mirror of dreams?”. Dit ‘Underworld’ heeft dan ook duidelijk twee betekenissen. Het verwijst naar de onderwereld, de wereld van de doden, waar Macbeth zelfs geen rust vindt, maar ook naar die van ons onderbewuste. Alsof Dusapin hier, samen met librettist Frédéric Boyer, wil laten zien wat er gebeurt als je je niet aan de ongeschreven regels van onze natuur houdt. Shakespeare deed dat reeds, ver voor dat Sigmund Freud ermee aan de slag ging en ons wees op de kracht van het onderbewuste en Dusapin doet er nog een flinke schep bovenop. En daar raakt Dusapin ons allemaal. Want we mogen dan geen moorden op ons geweten hebben, wroeging, spijt en schuldgevoelens kennen we allemaal.
De nachtmerrie waarin Dusapin en Boyer ons slepen, stemt allerminst vrolijk. Iets dat nog versterkt wordt door het lugubere labyrint dat regisseur Thomas Jolly, samen met Bruno de Lavenère, verantwoordelijk voor de decors, hier creëert. Maar geen muziek die zo goed past bij deze nachtmerrie als die van Dusapin. Zijn dreigende nevels van klank benemen je de adem, ze ruiken naar de van vocht doordrenkte Schotse mist, ze doen je huiveren, hunkeren naar de zuivere buitenlucht. En dan dat bonken op die kasteeldeur. Iedere keer schrik je weer op, weer een klap. Ronduit lelijk en agressief klinkt het.
En toch, op andere momenten, soms via een naadloze overgang, weet hij ten diepste te ontroeren. Door het verklanken van de liefde tussen Macbeth en zijn vrouw, die zo zwaar te leiden heeft onder de schuldgevoelens, angst, waanzin en doodsdrift. Spaarzame noten klinken hier, ingetogen klanken van blaasinstrumenten. En dan zijn er de gezangen van de drie heksen, bij Dusapin ‘Weird Sisters’ geheten. Hun hoge stemmen vallen vaak prachtig samen met die van het vrouwenkoor van De Munt en met de instrumenten in het hoge register. Het is een ware uitdaging voor het Symfonieorkest van De Munt en voor chef-dirigent Alain Altinoglu, die hier zijn vierde Dusapin opera dirigeert, maar één die met glans wordt doorstaan. Alleen al dat maakt deze opera meer dan de moeite waard.
Een ware vondst is de poortwachter in de gedaante van een nar, een prachtige rol van Graham Clark, die iedere keer als hij op het toneel staat een totaal andere sfeer naar binnen brengt. En wel die van het variété en de Schotse volksmuziek. Alleen op die momenten neigt de muziek naar ritmisch, vaak nog versterkt door de violist op het podium. Maar wat Dusapin hier doet is bijzonder, want echt ritmisch wordt het nooit, dansen kunnen we niet en Clarks wijze van zingen is hier van een grootse tegendraadsheid, met superieure tragikomische, surrealistische kwaliteiten.
Het is niet alleen Clark die schittert. Magdalena Kožená is perfect als een à-typische, getormenteerde Lady Macbeth, die steeds verder richting de waanzin afglijdt, Georg Nigl zet een fantastische Macbeth neer – en Dusapin vraagt bijzonder veel van hem en tot slot mag Kristinn Sigmundson als de geest niet onvermeld blijven.
Dusapin vertelt over de totstandkoming van zijn opera: