De Doelen, Rotterdam – 12 september 2019
Een bijzondere openingsavond van het jaarlijkse Rotterdam Philharmonic Gergiev Festival, waarin we weer vier dagen lang de voormalige chef-dirigent van dit toporkest, Valery Gergiev aan het werk kunnen horen. Gisteren met de wereldpremière van ‘Ritual Opening’ van Thierry Escaich, het zelden gespeelde ‘Concert voor Piano en Blaasinstrumenten’ van Igor Stravinksy en een prachtig Late Night Concert waarin leden van het fameuze Ensemble InterContemporain stukken van Pierre Boulez speelden.
Escaich is geen onbekende in dit festival. Vorig jaar speelde hij een orgelrecital in de Laurenskerk en ook dit jaar maakt dit onderdeel uit van het festival. Met zijn nieuwe stuk voor orkest grijpt hij terug op het fenomeen van het ritueel, zoals dat in allerlei vormen al eeuwenlang deel uit maakt van alle culturen. Escaich neemt daarbij een dans als uitgangspunt, een gegeven dat ons natuurlijk direct doet denken aan die roemruchte voorganger, Stravinsky’s ‘Le Sacre du Printemps’. Het bezit diezelfde heftigheid, alleen het ritme is minder nadrukkelijk aanwezig, al speelt het wel vanaf de eerste maten een rol. Verderop priemt het door de gefragmenteerde klankwolken vol onderhuidse spanning. Steeds heftigere vormen neemt het aan, uitmondend in een wervelwind van klanken. Boeiend ook de botsende blokken van klank: strijkers – koper – slagwerk, met heftige, furieuze en soms angstaanjagende frases, eindigen met een laatste uitbarsting. En dan, als het podium wordt omgebouwd voor het ‘Concert voor piano en blaasinstrumenten’ van Stravinsky, neemt Escaich ineens plaats achter het orgel om ons totaal onaangekondigd te trakteren op een mooie improvisatie waarin we naast een echo van zijn orkeststuk ook flarden van de ‘Bolero’ die na de pauze op het programma staat, ontwaren.
Dat ‘Concert voor piano en blaasinstrumenten’, waarbij we, naast Gergiev op de bok, de huidige chef-dirigent Lahav Shani achter de piano treffen, is een bijzonder stuk. Allereerst qua bezetting. Een keur aan blazers, geen strijkers maar wel contrabassen en aangevuld met pauken en natuurlijk die piano. Stravinksy hield van blazers en ook in dit relatief vroege stuk uit 1923 (gereviseerd in 1950) weet hij er prachtige klanken aan te ontlokken. In het begin abstract, maar gaandeweg in het ‘Largo – Allegro’ steeds ritmischer, de piano percussief inzettend. Die maakt overigens onlosmakelijk deel uit van het ensemble en heeft vrijwel geen solo rol, zoals we dat bij pianoconcerten gewend zijn. Het tweede deel, ‘Largo’ klinkt zeer sereen, een deel waarin de bijzondere klank van het orkest prachtig tot uiting komt. Shani komt weer bijzonder goed tot zijn recht in het felle en ritmische ‘Allegro’, waarin hij laat horen in de rol van pianist net zo uit te blinken als in de rol van dirigent.
Na de pauze twee klassiekers: ‘La Mer’ van Claude Debussy en ‘Bolero’ van Maurice Ravel. Het is vooral in ‘La Mer’ dat orkest en Gergiev schitteren. Op prachtige en zeer genuanceerde wijze brengen ze de uitgebreide staalkaart aan klanken in dit stuk tot leven.
De invloed van Pierre Boulez op de hedendaagse gecomponeerde muziek kan moeilijk worden overschat. Tijdens zijn lange leven, hij werd 90, heeft hij een onuitwisbaar stempel gedrukt, niet in het minst door de oprichting van zowel het IRCAM als het Ensemble InterContemporain. De leden van dit laatste ensemble zijn dan ook met deze man zijn muziek opgegroeid, iets dat te horen is in de vier stukken die hier worden uitgevoerd en waarbij je het gevoel krijgt: zo moet het en niet anders! Dat geldt bijvoorbeeld voor de uitvoering van ‘Dialogue de l’Ombre Double, voor klarinet solo en tape’ door Martin Adámek. Glashelder speelt Adámek zijn frases, afgewisseld met eerder opgenomen stukken die via de luidsprekers worden afgespeeld, ja, alsof hij in dialoog treedt met zichzelf. Live een bijzondere ervaring, juist vanwege die klanken die overal vandaan komen en samen een bijzonder collage vormen.
Indrukwekkend is ook de uitvoering van ‘Douz Notatations, voor piano’ door Dimitri Vassilakis. Het stuk kenmerkt zich door grote dynamische en zeer expressieve contrasten en scherpe overgangen en wordt door Vassilakis op bijzondere wijze ten gehore gebracht. in ‘Anthèmes II, voor viool en live elektronica’, gespeeld door Jeanne-Marie Conquer, is wederom sprake van een wisselwerking tussen een akoestisch instrument en elektronica, nu gaat het echter niet om een eerder vastgelegde partij maar om geluid dat ter plekke wordt opgenomen en als een vervormde echo wordt teruggegeven. Een zeer fascinerend stuk dat weer eens duidelijk maakt hoe goed Boulez in staat was om twee muzikale werelden samen te brengen.