TivoliVredenburg, Utrecht – 5 september 2019
Naast alle andere evenementen blijft het meedingen naar de Gaudeamus Award toch het hoofdthema van dit festival dat volgend jaar haar 75 jarig bestaan viert. Ieder jaar wordt een nieuwe jury samengesteld, bestaande uit drie componisten, die alle inzendingen beoordeeld, vijf componisten selecteert die mee gaan dingen naar de prijs en uiteindelijk de winnaar kiest.
Om u een beeld ge geven: de Duitse componist Gerhard Stäbler, de Italiaanse componiste Clara Iannotta, van wie gisteren nog ‘Eclipse Plumage’ klonk en de Cyprisch-Nederlandse componist Yannis Kyriakides, die zelf de Gaudeamus Award won in 2000 kozen de vijf genomineerden uit een totaal van 95 componisten uit 29 verschillende landen, die samen een totaal van 285 composities instuurden. Monnikenwerk noemen we dat. Na selectie bleven over: De Canadezen Stefan Maier en Remy Siu, de Amerikanen Scott Rubin en Kelley Sheehan en de Brit Nicholas Morrish.
En die componisten hebben een aantal zaken met elkaar gemeen die we ook al bij iemand as Kyriakides tegenkomen. Een trend die al langer gaande is in in de hedendaagse gecomponeerde muziek wordt hier in de schijnwerpers gezet: de componist schrijft niet langer meer, al dan niet gezeten achter de piano, een partituur die vervolgens door musici wordt ingestudeerd en uitgevoerd. Zeer regelmatig is de componist ook de uitvoerder en is er helemaal geen sprake meer van een partituur. Sterker nog, menige componist combineert een carrière als componist met die van uitvoerend musicus, vaak actief binnen de vrije improvisatie. Dat is natuurlijk allemaal niet nieuw, ook u kunt mij zo een lijst met componisten overhandigen die al jaren zo werken, maar wat wel nieuw is, is dat we hier vijf genomineerden hebben die alle vijf zo werken. Dat gegeven levert vervolgens een reeks bijzondere concerten op, waarbij één vraag zich steeds sterker opdringt: wanneer kunnen we nog spreken van een compositie? Waar ligt de grens met een geïmproviseerd stuk? Ik moet hierbij denken aan Anthony Pateras, die eveneens in die categorie valt en op wiens website de volgende woorden staan, als verklaring voor het feit dat hij sinds augustus 2018 al zijn werk toevoegt aan zijn lijst met composities: “mainly just to keep track of everything, but also because after 20 years I finally figured out a healthy distinction of performing practice in relation to my composing practice (i.e. none).”
Het Nadar Ensemble zit er ook niet mee. Hoe verder de uitvoeringspraktijk afwijkt van de standaard, hoe liever zij het hebben. Eerdere concerten toonden al aan dat daar ook hun kracht ligt en ‘Eyes on’ van Sheehan en ‘New notations – for [multi] players’ van Siu zijn bij hun dan ook in uitstekende handen. Wat beide stukken verbindt is de grote mate van interactiviteit tussen de musici onderling, nadrukkelijk ingebouwd door de componist. Bij ‘Eyes on’ zijn dat de gitarist, fluitist en klarinettist die naast hun eigen instrument i-pads bespelen met een onder stroom staande jackplug, gebruik maken van feedback en op andere wijze letterlijk de boel verstoren. Het levert een dwars, ondoorgrondelijk stuk noise op, waarin de grenzen danig worden afgetast. Al even wonderlijk is ‘New notations – for [multi] players’. Hierbij gaat het, in deze uitvoering, om pure improvisatie. Vier musici hebben een gameconsole en zien op een scherm geometrische figuren waar klanken bij horen. Door de figuren te manipuleren, ontstaat muziek. Via een headset communiceren de vier bovendien met elkaar om tot iets gemeenschappelijks te komen. Bijzonder aan het stuk is dat Siu al deze beslissingen over laat aan het ensemble. Is Siu hier nu eigenlijk nog wel een componist? Wat hij deed was de database met geluiden samenstellen, maar verder?
Tijdens het concert van Insomnio, later op de avond, horen we een tweede stuk van Sheehan, ‘Four Sharp Corners’, met zowaar een partituur. Maar verder is dit een zeer ongewoon stuk en waarschijnlijk het meest bizarre strijkkwartet uit de geschiedenis tot nu toe. Allereerst liggen de vier instrumenten plat op tafel en als de snaren worden beroerd, gebeurt dat indirect door de instrumenten heen en weer te schuiven en zo het visdraad dat eroverheen is gespannen te activeren. Verder wordt er gemusiceerd met de muziekstandaard – die wordt beklopt, bespeeld met de strijkstok en zelfs heen en weer geschoven – en met de partituur zelf – verfrommelen, mee wapperen, etc. Nu ik dit zo opschrijf, besef ik dat dit allemaal wel heel banaal klinkt en in feite is het dat ook, maar het wonderlijke is dat het wel werkt. ‘Four Sharp Corners’ is niet alleen een zeer onorthodox, maar tevens een aangenaam, subtiel en zelfs af en toe vrij ritmisch stuk. Bijzonder is ook zeker ‘The Traces that Remain’ van Morrish waarin het productieproces van de schellak grammofoonplaten centraal staat. De geluiden die daarbij horen perste hij op LP’s die live worden afgespeeld. Daarnaast klinken een trompetviool, een cello, eveneens met een hoorn, een basklarinet en percussie. Samen creëren ze een zeer subtiel klanklandschap.
Vier nieuwe stukken die ons beeld van de componist dus danig onder druk zetten, maar die tevens bijzonder veel vragen van de uitvoerders. Maar de de musici van zowel het Nadar Ensemble als van Insomnio geven geen krimp. Sterker nog, met volle overgave wijden ze zich aan deze, ook voor hen ongetwijfeld uitdagende composities. Want één ding blijft ook tijdens deze concerten overeind: of we deze kunstenaars nu wel of geen componist noemen, zonder goede uitvoerders die hun nek durven uitsteken, kunnen ze niet.
En ja, hoe goed Insomnio is, blijkt bij de ongelofelijk strakke en tegelijkertijd dynamische uitvoering van ‘Vortex Temporum’ van Gérard Grisey, met als absoluut hoogtepunt het solodeel voor piano aan het eind van het eerste deel. Met enorme kracht, maar tevens ongelofelijk precies raast Laura Sandee over de toetsen. In één woord subliem en geweldig dat er op dit festival ook ruimte blijft voor hedendaagse klassiekers.