De Munt, Brussel – 11 juni 2019
Muzikaal is ‘Het Sprookje van Tsaar Saltan’, dat deze maand het seizoen in De Munt afsluit, in alle opzichten een waar genot. Nikolaj Rimski-Korsakov was tijdens zijn leven reeds beroemd om zijn vaardigheid in het orkestreren en uit dit werkstuk uit 1900 blijkt weer eens hoe bedreven hij hierin was. Als dan ook nog eens een orkest als het Symfonieorkest van de Munt zich erover buigt, samen met het koor dat invulling geeft aan de vele koorscènes en iemand als Alain Altinoglu de leiding krijgt, kan dat gedeelte niet meer stuk. Maar dan het verhaal. Dit Russische sprookje kan echt niet meer, dit is al te zoetsappig en melig. Een bij voorbaat verloren zaak, tenzij een regisseur met het gewicht van Dmitri Tcherniakov zich ermee bemoeit.
Want wat hij met dit verhaal doet is even riskant als geweldig en even ingrijpend als logisch. Direct aan het begin ontvouwt hij zijn werkwijze als nog voor de eerste noten de twee hoofdpersonen het podium opkomen, voor het hangende doek en de vrouw verhaalt over haar zoon die naast haar staat. Een zoon die leidt onder een zware variant van autisme, volledig opgaat in zijn eigen wereld en vrijwel niet spreekt. Ze staat er alleen voor, zo veel is wel duidelijk. Haar man nam de benen toen hij zag dat zijn zoon een beperking had en haar familie wil haar ook niet meer. Het enige wat ze kan doen is proberen in contact te blijven met deze jongen, werkelijk fenomenaal neergezet door Bogdan Volkov, die hier nog meer acteur is dan zanger, door zo veel mogelijk mee te gaan in zijn wereld. Wat Tcherniakov dus doet is de originele opera plaatsen binnen een raamvertelling. Het sprookje wordt het verhaal dat de jongen zichzelf vertelt om overeind te blijven in een voor hem veel te ingewikkelde wereld. Zo bekeken maakt het ineens niet meer uit of dit sprookje nu wel of niet geloofwaardig is. Dus beeldt hij zich in dat zijn moeder met de tsaar was getrouwd, dat zij door een misverstand met haar jonge kind in een ton de zee op wordt gestuurd, dat ze op wonderlijke wijze overleven en aanspoelen op een eiland, dat de jongen daar een roofvogel doodt die een zwaan achterna zit waarna de zwaan vertelt dat zij een prinses is en de roofvogel een tovenaar, dat ze vervolgens een stad laat oprijzen uit het niets waar de jongen tot tsaar wordt gekroond.
Hier kan het allemaal. We zien hem zitten op het podium met de pop van de prinses in zijn hand, terwijl zij, een overtuigend zingende Olga Kulchynska, met hem in gesprek is. Het hele idee wordt prachtig versterkt door de decors van Tcherniakov en de kostuums van Elena Zaytseva. De handeling vindt altijd plaats vooraan het podium in een zeer sobere setting. Achter een doorzichtig doek vindt de handeling plaats die de jongen zich verbeeldt. Op het doek worden bovendien regelmatig animaties geprojecteerd die deze sfeer versterken. En dan zijn er de kostuums. Alle figuren die louter in de verbeelding bestaan, hebben kostuums waarvan de stof gelijkt op door een kind ingekleurde tekeningen. Net als Volkov maakt ook Svetlana Aksenova op zeer overtuigende wijze haar debuut bij De Munt als zijn moeder. Als sopraan maar zeker ook als actrice in deze enscenering. Of ze er nu zo verstandig aan doet om zo mee te gaan in de wereld van haar zoon en zichzelf weg te cijferen is maar geheel de vraag, maar ze slaagt er zo wel in om met hem in contact te blijven. In ieder geval levert het prachtige, ontroerende momenten op. Wat niet wegneemt dat ze aan het eind haar hand overspeelt. Als de jongen uiteindelijk ook een vriendin wil, kiest ze ervoor om ook haar onderdeel te maken van de jongen zijn verhaal, zij wordt de zwaanprinses. En als hij bij de bruiloft zijn vader erbij wil hebben, een mooie rol van de bas Ante Jerkunica benadert ze hem met hetzelfde verzoek. En kan hij dan direct vrienden meenemen als hofhouding, om het voor die jongen geloofwaardig te maken? En daar staan ze dan met z’n tweeën, vader en moeder en spelen het verhaal mee. En je ziet ze twijfelen en elkaar aanmoedigen, maar het lukt: ze krijgen contact met de jongen, hij erkent zijn vader die hij al zo lang niet meer heeft gezien en er lijkt iets op te bloeien. Maar dan slaat de vlam in de pan. De menigte, het uitstekende koor van De Munt, wil feest. Maar als er iets is waar iemand met een zware autistische stoornis niet mee om kan gaan, is het juist dat. De jongen draait volledig door, het meisje houdt het voor gezien en de droom valt in duigen.
Wat Tcherniakov doet is dus zeker bijzonder te noemen, maar wat het helemaal mooi maakt, is dat het zo geweldig past, alsof Rimsky-Korsakov het zo bedoeld heeft! Zo sluit de vaak dramatische muziek geweldig aan bij wat die jongen zich inbeeldt en waar de moeder in meegaat. Die scène waarin hij de roofvogel neerschiet is bijvoorbeeld veel interessanter nu hij gaat over de moeder die zich inleeft in de gedachtewereld van haar zoon. Ook de beroemde ‘vlucht van de hommel’, zo ongeveer het enige waardoor deze opera buiten Rusland bekend is, krijgt hier een geheel andere betekenis. Gvidon, zo heet de jongen in de opera, wordt door de zwaanprinses verandert in een hommel om ongezien in de buurt van zijn vader te kunnen komen. Volledig buiten zinnen, volledig in zijn verhaal rent hij, wild gebarend over het podium, terwijl we op de achtergrond die razende strijkers horen in een exuberante melodie. We kunnen niet anders dan meeleven, op het puntje van onze stoel.
Bekijk hier de trailer: