Westergasfabriek, Amsterdam (Holland Fesival) – 9 juni 2019
De opvoering van deze royale selectie uit de zeven opera’s van Karlheinz Stockhausen, samengevoegd onder de titel ‘Aus LICHT’, zonder daarbij de namen van de dagen te noemen, betekende een opgave aan regisseur Pierre Audi. Eén kenmerk van Stockhausens wijze van werken is namelijk dat hij zeer veel tot in de kleinste details voorschrijft. Zaken als houding, gebaren, dansjes en kleding zijn maar al te vaak een gegeven, ook voor Audi. Je moet dan van goede huizen komen, om hier nog iets aan toe te voegen. Samen met de locatie, de decors, de belichting – beiden van Urs Schönebaum, de kostuums, Wojciech Dziedzic en de geluidsregie, Kathinka Pasveer als muzikaal directeur wordt hier een prestatie van formaat geleverd die niet snel herhaald zal worden.
Vandaag twee thema’s, onder de vlag ‘Luzifer & Eva’. In de middag staat Luzifer centraal, de gevallen engel die het kwaad vertegenwoordigd en horen we met name stukken uit ‘Samstag aus Licht’, in de avond komt Eva weer aan de beurt en klinken grote stukken uit ‘Montag aus Licht’. We horen Luzifer opkomen in ‘Samstagsgruss’, zien zijn ziel behoed worden in ‘Kathinka’s Gesang als Luzifer’s Requiem’ en horen hem tot slot in ‘Luzifers Tanz’, alle drie uit ‘Samstag aus Licht’.
Krachtig klinkt die ‘Samstagsgruss’, verspreid over vier groepen blazers, gekleed in het zwart – de kleur van Luzifer, gisteren waren ze bij Michael’s Reise in het blauw, de kleur van Michael – Krachtig en indringend, met prachtige verglijdende klanken. In ‘Luzifers Traum’, dat hier niet wordt uitgevoerd, sterft Luzifer waarna Kathinka, in de vorm van een kat, een ritueel uitvoert om zijn ziel te behoeden. Net als Michael’s Reise um die Erde’ dat gisteren werd uitgevoerd, hoorde ik dit stuk ook eerder. In maart 2017, toen de voorbereidingen voor dit project nog volop liepen klonk het tijdens Dag in de Branding. Het verschil is treffend, maar dan vooral qua enscenering. Verder is Marta Goméz Alonso hier perfect op haar plaats als Kathinka. ‘Luzifers Tanz’ is minder gemakkelijk uit te voeren, gezien het grote aantal musici dat ervoor nodig is. Louter blazers en slagwerk – strijkers komen er bij Stockhausen amper aan te pas. Het totale orkest verbeeldt en verklankt het menselijk gelaat, waarbij het orkest in groepen wordt verdeeld om de diverse gezichtsonderdelen ‘een stem te geven’. Zo verklanken de saxen, in alle soorten en maten het rechteroog en doen de hobo’s en de fagotten hetzelfde voor het linkeroog. Intussen staat Luzifer hoog boven het orkest uittorend, een mooie rol van de bas-bariton Damien Pass, te fulmineren. Helaas is er niet gekozen voor boventiteling, waardoor wat hij allemaal precies roept onduidelijk blijft. Echt erg is dit niet, het gaat hier om de muziek die enerzijds een bezwerend geconcentreerde schoonheid bezit en anderzijds een afschrikwekkende onrust uitstraalt in iedere noot. En dan komt tegen het eind Michael in beeld, hier middels zijn piccolotrompet, dit keer een prachtig spelende Chloë Abbott. Luzifer wint, voor nu.
Het hoofdstuk Eva begint met het zeer indrukwekkende ‘Mädchenprozession’. Verdeeld over drie groepen, met kaarsen in de hand, schreien de leden van het Nationaal Kinderkoor, Nationaal Vrouwen Jeugdkoor en het Nationaal Gemengd Jeugdkoor door de rijen. Dat dit stuk zo weinig wordt uitgevoerd is geen wonder. Niet alleen de grote bezetting maakt dit lastig, de eisen die Stockhausen stelt aan deze jonge zangers en zangeressen is bijzonder hoog. De koren zingen ongelijk en wisselen hun zang af met spraak. Maar bovenal komen ze van diverse kanten en is de akoestiek van de gashouder van grote invloed. Houdt dan maar eens strak de maat. Maar alles klinkt van een ontroerende schoonheid, al is de katholieke symboliek die van deze scène afdruipt wel even wennen. Aan het eind van deze scène vindt de wedergeboorte plaats van zeven jongens die samen de dagen van de week vertegenwoordigen (ze waren reeds eerder geboren, maar door Luzifer teruggestuurd). Dan volgt ‘Eva’s Lied’, met de stem van Eva middels de bassethoorn, die de jongens de ‘Lieder der Sieben Tagen’ laat zingen. Mooi ook hoe hier weer de bassethoorn klinkt, hier in handen van Johanna Stephens-Janning, die de menselijke stem zeer dicht weet te benaderen.
Dan doet Ave haar intrede in de ‘Der Kinderfänger’, een ongelofelijk mooie rol van fluitiste Felicia van den End, die de kinderen als een rattenvanger van Hamelen voor zich inpalmt. Stockhausen kiest hij voor een muzikaal collage van klanken, gespeeld door twee synthesizers, waar de fluitiste, in de gedaante van een witte vogel, op varieert met een grote diversiteit aan technieken, afgewisseld met spraak. Dat klankcollage is overigens op verschillende momenten vrij heftig: we horen straaljagers overvliegen en andere geluiden die ons aan een oorlogssituatie doen denken. In ‘Entführung’ krijgt ze hen mee, de fluitiste is inmiddels overgestapt op de piccolo en de kinderen lopen zingend achter haar aan, door de enorme hal, naar een enorme constructie met trappen, de gang naar de hemel symboliserend. Fenomenaal is het slot waarin de kinderstemmen en de piccolo – die zo prachtig samenvielen, geflankeerd door geluidsgolven van de synthesizer – oplossen in vogelgezang. Het is hier dat Stockhausen zich een waardig leerling van zijn vroegere leermeester Olivier Messiaen betoont.
Aan het begin en eind van de dag horen we nog twee volledig elektronische stukken uit ‘Freitag aus Licht’, het enige van die dag dat er klinkt op deze drie dagen. ‘Freitags-Gruss’ zit vooraan, ‘Freitags-Abschied’ aan het eind. Duistere golven van klank, doorspekt met lichtere momenten worden ons deel. Ontstaan in 1991 / ’92 klinkt dit opvallend modern. Sterker nog, je hoort hier waar de techno de mosterd vandaan haalde en hoe groot de invloed van Stockhausen op de hedendaagse elektronische muziek nog altijd is.