Theaters Tilburg, Tilburg – 26 mei 2019
In 2005 verscheen bij Attaca Productions ‘Base – All Pianoworks’ met daarop alle stukken voor solo piano van Louis Andriessen. Sinds oktober vorig jaar is dit album echter aan revisie toe. Toen bracht Ralph van Raat de wereldpremière in New York van ‘Searching for Unison’, een speciaal voor hem geschreven stuk. Afgelopen vrijdag beleefde het stuk zijn Nederlandse première tijdens het Andriessen Festival in Muziekgebouw aan ’t IJ, als onderdeel van een programma gewijd aan de pianomuziek van Andriessen en met Igor Stravinsky’s ‘Sacre du Printemps’ in de versie voor piano solo na de pauze. Afgelopen zondag klonk ditzelfde programma in Theaters Tilburg.
In ‘Searching for Unison’ komen een aantal lijnen uit het pianowerk van Andriessen prachtig samen. Om dit stuk goed te kunnen waarderen, moeten we dan ook terugblikken op het eerdere werk van deze componist, iets waar Van Raat ons prima toe in staat stelt. Hij speelt deze middag zowel jeugdwerk van Andriessen, als een dwarsdoorsnede van de stukken die het verdere verloop van diens carrière als componist kenmerken om dan te eindigen bij dit ‘Searching for Unison’. Mooi is dat Van Raat bij ieder stuk een toelichting geeft, over het stuk maar regelmatig ook over zijn eigen verhouding tot het stuk en zijn communicatie met Andriessen.
Andriessen is zelf pianist, een voordeel volgens Van Raat: hij beheerst het instrument in al zijn finesses en weet exact wat de effecten zijn van de gemaakte keuzen. Dat hij het daarbij de pianist allesbehalve gemakkelijk maakt, blijkt ook uit dit recital. Van Raat vangt aan met de allereerste stukken die Andriessen, als tiener voor piano schreef. Ze zijn verzameld onder de noemer ‘Souvenirs d’enface’. Andriessen was daar in eerste instantie niet zo enthousiast over, maar Van Raat wist hem over te halen. En terecht. ‘Rondo’, opus 1, ‘Allegro Marcato’, ‘Stravinsky’ en ‘Nocturne’, de stukken die Van Raat hieruit speelt zijn stuk voor stuk interessant, zeker als we de leeftijd in acht nemen. Tevens komen we hier al typische Andriessen dingen tegen: scherpe stijlovergangen, de invloed van de jazz, het werken met ritmische pulserende structuren en natuurlijk de invloed van Claude Debussy en Igor Stravinsky. In ‘Prospettive e Retrospettive’ uit 1959 neemt Andriessen het twaalftoonsstelsel als uitgangspunt. Hij was zijn tijd daarmee ver vooruit. Bijzonder is dat het stuk twee keer klinkt, maar de tweede keer achterstevoren: ‘retrospettive’. Als een soort reactie op dit zeer formele stuk, dat puur draait om structuur en klank, schreef Andriessen in 1963 ‘Registers’. Hij wilde de pianist meer vrijheid geven en werkt hier met een grafische partituur waarin enige ruimte voor improvisatie zit. Het klinkt aan het begin en het eind zeer heftig, Van Raat bewerkt de toetsen met grote regelmaat met zijn gehele onderarm, terwijl het middendeel juist heel verstild klinkt en de stilte een grote plek inneemt. Het is een gecomponeerd stuk, maar heeft op het gehoor veel weg van de vrije improvisatie zoals die in deze jaren opkomt.
‘Trapidus’ is typerend voor wat we de periode van de Haagse School zijn gaan noemen. In navolging van ‘De Staat’ en ‘Hoketus’ kenmerkt ook dit stuk, waarvan de titel zowel trillen als angst betekent, zich door hamerende akkoorden in een hoog tempo gespeeld. Het einde klinkt daarbij zeer nadrukkelijk en krachtig. Mooi hoe de laatste noot er hier seconden lang over doet om in het niets te verdwijnen. ‘The Memory of Roses’ is een serie korte stukken voor diverse bezettingen. Andriessen schreef deze stukjes, tussen 1961 en 1993, voor vrienden en familie. Een aantal van die stukjes zijn voor pianosolo, waarvan Van Raat er hier vier uitvoert. Voor Andriessen hoefde ook dit niet zo nodig, ze waren immers nooit bestemd voor het formele circuit, te zoet, te lyrisch. Dat klopt, maar dat maakt ze niet minder de moeite waard. met name ‘Deuxième Chorale’ is een innemend kleinood. Vervolgens belanden we bij ‘Image de Moreau’, waarin Andriessen aansluit bij het werk van de schilder Gustave Moreau, die grote, abstracte kleurvlakken combineerde met in detail uitgewerkte figuren. Andriessen doet iets soortgelijks met muziek. We horen een doorgaande stroom noten waaruit geleidelijk een melodie ontstaat. Tot slot is er het eerder genoemde ‘Searching for Unison’. Zoals de titel reeds aangeeft gaat de componist hier op zoek naar unisone klanken, iets wat natuurlijk lastig vol te houden is, als je een boeiend pianostuk wilt schrijven. Unisono klinkt het stuk dan ook louter in de eerste maten, dan volgt een melodie en laat Andriessen de gedachte van unisono los. Die melodie heeft overigens wel wat weg van die in ‘Image de Moreau’, terwijl we verderop het repetitieve, ritmische tegenkomen dat zo sterk aanwezig is in ‘Trapidus’.
De combinatie met ‘Le Sacre du Printemps’, in een bewerking voor solo piano van Vladimir Leyetchkiss uit 1985, is zo’n gekke nog niet. Andriessen heeft zijn bewondering voor Stravinsky en dan met name de Stravinsky uit die tijd, de jaren ’10 van de vorige eeuw, nooit ontkend en zijn muziek heeft er, zoals hierboven reeds genoemd, zeker invloeden van ondergaan. ‘Le Sacre du Printemps’ leent zich overigens prima voor piano solo, met name vanwege de percussieve mogelijkheden van dit instrument. Van Raat is wereldwijd de tweede pianist die dit stuk speelt – hij houdt van uitdagingen – en doet dat met een ongelofelijke timing en behendigheid, zeer muzikaal en overtuigend. Kwaliteiten die hij eveneens aan de dag legt in de muziek van Andriessen.