Muziekgebouw aan ’t IJ, Amsterdam – 25 mei 2019
Geen componist heeft zo’n stempel gedrukt op het Nederlandse muziekleven als Louis Andriessen. Een festival ter ere van zijn tachtigste verjaardag is dan ook volstrekt op zijn plaats. Dat daarbij ook de muziek aan bod komt van componisten die les van hem hebben gehad, door zijn muziek zijn beïnvloed en op een bepaalde wijze in zijn voetsporen treden, is niet meer als logisch. We hadden dan ook de nodige dagen kunnen vullen met stukken van al die leerlingen en anderszins door hem beïnvloedde componisten. Vanzelfsprekend kan dat niet en moeten we het doen met een zeer bescheiden greep, bijvoorbeeld op de zaterdagmiddag waarbij Asko|Schönberg onder leiding van Reinbert de Leeuw stukken speelt van Rozalie Hirs, Pete Harden, Mary Finsterer en Martijn Padding.
Het zijn duidelijk geen Andriessen epigonen deze componisten. De invloed van hun leraar is merkbaar, maar bij alle vier is het onderdeel geworden van hun eigen kenmerkende stijl. Zo herkennen we Rozalie Hirs zonder enige twijfel in de twee delen van ‘Parallel world and sea’ uit 2017/2018. De basis van dit stuk wordt gevormd door twee harpen, aangevuld met het geluid van de vibrafoon. Zoals veel werk van Hirs kenmerkt ook dit stuk zich door het werken met zeer fijnzinnige, organisch aandoende klankpatronen die door de lucht zweven als wolken en gaandeweg in intensiteit toenemen. In het tweede deel, ‘Parallel sea [to the lighthouse]’ zet ze ook de trompet en de hoorn nog in en krijgt het stuk een nog sterkere harmonische samenhang, waarbij de gonzende, vibrerende klanken naar het einde toe in kracht toenemen.
Met ‘At Pappa’s Altar’ creëert Pete Harden een totaal andere muzikale wereld. Als uitgangspunt nam hij de muziek van Frank Zappa. Letterlijk want hij gebruikte de beginmaten van 25 muziekstukken van deze muzikant, zette ze in omgekeerde chronologische volgorde en keerde vervolgens ook nog eens de volgorde van de noten in de partituur om. Onmogelijk dus om een fragment te herkennen, maar de invloed van Zappa is er wel degelijk. Zijn eclectische aanpak waarin een veelvoud aan muzikale stijlen samenkomt, komt in dit stuk van Harden eveneens tot uiting. Klinkt de muziek het ene moment bruisend en enerverend, het volgende moment horen we de intimiteit weerklinken, bijvoorbeeld in een pianosolo, die weer wordt gevolgd door een felle, ritmische passage. Kortom we zitten in een muzikale achtbaan.
De Australische componiste Mary Finsterer haalde haar inspiratie voor ‘And the sun will rise’, dat zij speciaal schreef voor Andriessens verjaardag en dat vandaag zijn wereldpremière beleefd, weg bij de Zuidpool, terwijl het stuk een onderdeel is van een serie orkestwerken waarin ze naar eigen zeggen “fysieke landschappen creëert waar de luisteraar doorheen reist.” De titel is hoopvol, zelfs op de Zuidpool schijnt de zon en de muziek klinkt dienovereenkomstig. We beginnen met krachtige akkoorden, in een cadans, om de zoveel keer onderbroken door het geluid van de gong. Inderdaad een klanklandschap, spannend en opwindend. Knap ook hoe Finsterer hier werkt met de dynamiek, die komt en gaat in golven gedurende dit stuk. Op enig moment bijvoorbeeld aangezwengeld door een repetitief patroon van de viool die het geheel langzaam maar zeker weer aan het rollen brengt.
Van Martijn Padding, redelijk veel te horen dit festival, klinkt ‘Last Words’, een soloconcert voor een cellist en een niet te groot ensemble. Aan Doris Hochscheid de eer voor de solopartij, waar Padding het stuk overigens ook voor schreef. Het is een stuk bestaand uit drie delen: snel – langzaam – snel. De structuur in het eerste deel is ritmisch te noemen, maar niet op een voorspelbare manier. De celliste beweegt zich daardoorheen, op een bezwerende manier, krachtig, temperamentvol, maar tegelijkertijd ook wat onrustig. Ik moest bij deze frase denken aan de woorden van Padding over Andriessen, in zijn toespraak donderdagavond. Wat Andriessen hem onder andere leerde was het inzetten van goede foute noten. Noten die afwijken van het geheel, maar daardoor dat geheel juist versterken. Dat is exact wat Padding hier doet. Prachtig is ook die gloedvolle solo aan het eind van het eerste deel. Het tweede deel vangt de cello pizzicato aan, in dialoog met ritselend slagwerk, deels van een door de celliste bediende hi-hat, deels door de percussionist. Het mondt uit in een slepende ritmische klankstructuur. Het derde deel vangt aan met een snelle dialoog tussen cello en contrabas als opmaat naar een zeer dansbaar, Spaans aandoend stuk waarin Padding prachtige spanningsbogen trekt.