De Doelen, Rotterdam – 24 mei 2019
Twee opera’s op één avond: ‘In The Penal Colony’ van Philip Glass en een samenvoeging van Odysseus’ Women’ en ‘Anaïs Nin’ van Louis Andriessen, doen vragen reizen over de rol van de regisseur en de invloed die hij of zij – en in dit geval zij – heeft op het kunstwerk. Zitten er grenzen aan wat een regisseur kan en mag? En zo ja, waar liggen die dan?
Glass’ ‘In The Penal Colony’ stamt uit 2000 en is een totaal andere opera dan ‘Einstein on the Beach’. Hij duurt beduidend korter, 75 minuten en heeft niets van het experimentele dat het vroege werk van Glass kenmerkt en dat het zo bijzonder maakt. De zang is ‘normaal’ en het zeer uitgesproken karakter van de vroege minimal music is hier inmiddels aardig bijgesteld. Niet dat er niets te genieten valt, maar het is allemaal weinig opzienbarend, helaas. Wel is de bezetting, een strijkkwartet en een contrabas, goed gekozen, want prima passend bij de sfeer van het verhaal. Rudolph Wurlitzer baseerde zich voor zijn libretto op ‘In der Strafkolonie’ van Frans Kafka. Een bezoeker wordt door de nieuwe commandant van een strafkolonie – die overigens niet in beeld komt – gevraagd om een executie bij te wonen, de man stemt toe. In gesprek met de officier die het geheel moet regelen, blijkt gaandeweg dat hier nogal wat haken en ogen aanzitten. De gevangene weet niet waar hij voor is veroordeeld, nog wat hem te wachten staat, maar bovenal is de executie een pijnlijke, twaalf uur durende martelgang waar de vorige commandant een machine voor heeft gebouwd. De bezoeker weet er niet goed raad mee, wil zich eigenlijk liever niet mengen in het geheel en afzijdig blijven, maar vindt tegelijkertijd dat hij de officier hier niet mee weg kan laten komen. Wat het geheel extra gecompliceerd maakt is dat beiden weten dat de commandant eveneens zijn vraagtekens heeft bij deze machine. De officier voelt zich in het nauw gedreven en probeert de bezoeker aan zijn kant te krijgen. Als dat allemaal niet lukt en hij ten einde raad is, ziet hij nog maar één oplossing: de gevangene vrij laten en zelf de dood te zoeken middels deze machine.
Op dit toch wat vreemde einde na, ik had het logischer gevonden als hij naast de gevangene ook de bezoeker had laten executeren, is het een heel aardig stuk. De muziek is mooi en wordt hier krachtig en gloedvol vertolkt door het HERMESensemble. En Ivan Thirion en Vincent Lesage zetten een overtuigende officier en bezoeker neer. En dan de regie. Clara Pons doet twee onbegrijpelijke dingen. Ten eerste last ze op gezette tijden een spreekstem in, in het Nederlands(!) die ons wegwijs moet maken in het verhaal. Dat voegt niets toe, in tegendeel, het haalt iedere keer de spanning uit de muziek. En begrijpen waar het over gaat, doen we toch niet. In het programma is geen synopsis opgenomen, er is geen boventiteling – wat gezien het werken met visuals gemakkelijk had gekund – en de zangers, met name Thirion zijn vaak vrijwel niet te verstaan. Dat heeft zeker iets te maken met de niet optimale dictie van die laatste, maar nog veel meer door de enscenering die Pons koos en die de muziek allesbehalve ten goede komt. We zitten als publiek aan weerskanten van de plek waar het verhaal zich afspeelt en waar we naast de twee zangers, twee constructies aantreffen die nog het meest weghebben van bushokjes. Om de zoveel tijd betekent deze aanpak dat de zanger met zijn rug naar je toe staat, met daartussen nog zo’n bushokje. U voelt het al aan: dit komt de klank en de verstaanbaarheid absoluut niet ten goede.
Jorinde Keesmaat nam ‘Odysseus Women’ en ‘Anaïs Nin’ onderhanden, toepasselijk bij de viering van Andriessens tachtigste verjaardag. In ‘Odysseus’ Women’ laat Andriessen vier vrouwen opdraven, overigens vaak door meerdere stemmen gezongen, die Odysseus op zijn reis tegenkomt: Kalypso, Kirke, een Sirene en tot slot Nausikäa. Andriessen schreef het stuk voor een choreografie en niet als opera. Er zit dan ook totaal geen handeling in, maar bestaat daarentegen uit zeer coherente, voor het merendeel monofone zangpartijen, zonder vibrato. Hier en daar heeft het zelfs wel iets van het Gregoriaans. De meeste afwisseling zit nog in het deel waarin Nausikäa aan het woord is. De stemmen worden daarbij zeer spaarzaam begeleid door een synthesizer, hier Gerard Bouwhuis. in ‘Anaïs Nin’ is het aandeel van de muziek veel groter. En Nieuw Amsterdams Peil dat in 2010 ook tekende voor de première geeft daar prachtig vorm aan. De complexe persoonlijkheid van Nin, met alle theatrale kenmerken en haar aan waanzin grenzende lust krijgen in de vaak hectische muziek alle ruimte. De twee stukken hebben dus al bij al weinig met elkaar gemeen, behalve dan dat ze van dezelfde componist zijn, maar Keesmaat denkt daar anders over. Zo komen we in ‘Odysseus Women’ reeds Anaïs Nin tegen! Ze spreekt stukken tekst uit haar dagboek uit die Keesmaat heeft toegevoegd aan het libretto, dat is blijkbaar niet compleet genoeg. Nu is ‘Odysseus Women’ ensceneren, gezien het feit dat Andriessen het niet als opera bedoelde, per definitie een uitdaging. Maar dan nog: is het nodig om elementen toe te voegen aan het oorspronkelijk door de componist vormgegeven stuk? Eenzelfde operatie onderneemt Keesmaat in ‘Anaïs Nin’, dat er naadloos op volgt. Ook hier voegt ze gesproken tekstfragmenten toe. Verder lopen die vier zangeressen uit ‘Odysseus Women’ continu over het podium, allerlei erotisch uitdagende poses aannemend. Waar is dit goed voor? Nu is dit niet nieuw. Anaïs Nin is verkrijgbaar op DVD, live opgenomen tijdens November Music 2010 in regie van Jeroen de Man en ook hij kon het niet laten zaken toe te voegen. Zo kijkt Nin in de opera op een groot scherm naar een lezing van René Allendry, één van haar minnaars, over het begrip jaloezie. Maar op de één of andere manier voelt dit toch wel iets anders, meer onderdeel van het verhaal. De monologen en de zang, hier beide door Augusta Caso, vormen veel meer een eenheid, waardoor wat wordt toegevoegd veel minder op zichzelf staat. Daarnaast laat Keesmaat de monologen doorlopen in de muziek, iets dat De Man niet doet en dat de grenzen van het betamelijke overschrijdt. Caso is overigens een prima Nin, al mist ze de brille die Cristina Zavalloni, te zien op die eerder genoemde DVD, zo goed maakt.