Theater Chemnitz, Chemnitz – 20 april 2019
Dit grote kunstwerk dat Richard Wagner optuigde: ‘Der Ring des Nibelungen’ zit zo overvol, is zo overweldigend dat een beschrijving geven vrijwel ondoenlijk is. Waar te beginnen? Welk verhaallijn te nemen? Noodzakelijkerwijs moeten daarbij keuzes worden gemaakt en blijft er veel meer onbesproken dan eigenlijk gewenst is. Hier in Chemnitz ligt inmiddels het derde deel, ‘Siegfried’ achter ons en staat alleen Götterdämmerung’, het slotdeel, nog op het programma voor Paasmaandag. Wederom speelde de Robert-Schumann-Philharmonie onder leiding van Guillermo García Galvo de hoofdrol, samen met een sterke cast aan vocalisten, al haalt ‘Siegfried’ helaas niet het niveau van ‘Die Walküre’.
De Ring met Pasen, het is niet eens zo’n heel gekke gedachten. De wereld van de goden haast zich vanaf ‘Das Rheingold’ naar de ondergang en de centrale figuur in dit epos is dan ook de oppergod Wotan, die als enige in alle vier de delen een rol heeft. Het naderende onheil kan zeker niet alleen hem worden aangerekend, maar dat zijn gedrag niet bijdraagt aan de oplossing is wel zo zeker. Siegfried zou het tij moeten keren, als een soort van Messias, maar zal daar evenmin in slagen. De kiem daarvoor ligt al in zijn opkomst in het deel dat naar hem is vernoemd. Hij groeit op bij Mime die, in de regie van Sabine Hartmannshenn, zijn moeder Sieglinde bij de geboorte vermoordt. Hartmannshenn toont het ons, nog voor de ouverture begint. Wagner is in haar ogen blijkbaar niet compleet genoeg. We ontmoeten Siegfried als jonge man in dispuut met Mime over zijn afkomst. De bewering van de dwerg dat hij zijn vader en moeder is, wil er bij Siegfried niet meer in. Al rap komt het gesprek op de resten van Nothung, dat bij Hartmannshenn gelukkig wel een rol speelt en dat slechts gesmeed kan worden door hem die: “das Fürchten nie erfuhr”. Mime is dus niet de aangewezen persoon, Siegfried moet het zelf doen.
Want Siegfried is voor niets en niemand bang en dat is minder vreemd dan het lijkt. Hij is niemand, heeft niets, kan dus niets verliezen en hoeft dus ook nergens bang voor te zijn. Hij heeft dientengevolge ook geen moraal, kent geen verschilt tussen goed en kwaad. Dat blijkt gaandeweg. Mime zet hem in als werktuig om de draak Fafner te doden en hem zo de ring te bezorgen. Siegfried doodt de draak en aansluitend ook Mime, niet uit haat of kwaadheid, maar louter omdat zij anders hem zullen doden. Niet moraal speelt een rol, maar kansberekening. Wat hij aansluitend wel ervaart is een gemis. Van Mime had hij weliswaar meer last dan gemak, maar hij had in ieder geval nog aanspraak. Nu wordt hij zich bewust van het feit dat hij nog zijn moeder, noch zijn vader heeft gekend en dat hij noch zusters, noch broers heeft. Die geïsoleerde positie maakt hem enerzijds geschikt als verlosser, mede door het ontbreken van angst en anderzijds juist ongeschikt, ten gevolge van het ontbreken van empathie. Hartmannshenn legt hier de nadruk op door de schat die Fafner bewaakt te laten bestaan uit geknechte mensen, de lijn van Stoiber in ‘Das Rheingold’, doortrekkend. Siegfried keurt hun geen blik waardig. Ze zijn vrij, maar mededogen hoeven ze niet te verwachten, daarvoor is deze held te veel met zichzelf bezig. Zij blijven hem echter volgen, als de schare de Messias.
Het is een waldvogel, een prachtige rol van Guibee Yang, die Siegfried dankzij een druppel drakenbloed kan verstaan, die hem een oplossing aan de hand doet: op een rots, achter een vuurzee ligt Brünhilde te slapen. Zij zal hem de weg wijzen. En dan voor die rots komt hij Der Wanderer tegen, niemand minder dan Wotan zelf, die hem de weg verspert. Het komt tot een treffen en nu is het Siegfried die met Nothung de speer doormidden slaat: de macht van de oppergod hiermee definitief verbrekend. Niets staat Siegfried nu meer in de weg. Zonder angst trotseert hij de vuurzee en daar ligt Brünhilde in volle wapenrusting onder haar schild. Als hij, na het afdoen van haar helm en kuras ziet wie hij voor zich heeft, voelt hij wat hij nooit eerder voelde: angst! “Brennender Zauber zückt mir ins Herz; feurige Angst fässt meine Augen: mir schwankt und schwindelt der Sinn.” Ja, voor iemand die dit nooit eerder voelde, brengt hij het mooi onder woorden. Maar die angst is hij weer snel kwijt en als Brünhilde eenmaal wakker is, wil hij nog maar één ding. Dat Brünhilde volop in een rouwproces terecht komt, zij herinnert zich immers maar al te goed hoe ze daar terecht kwam, interesseert hem totaal niet. Uiteindelijk geeft ze zich over, maar je voelt aan alles en Hartmannshenn verbeeldt dat prachtig dat deze relatie aan alle kanten wringt. Wat ik veel minder geslaagd vindt is dat ze in die laatste setting die mensenmassa weer ten tonele voert. Dat past daar echt totaal niet en verstoort deze opmaat naar ‘Götterdämmerung’
Muzikaal valt er ook hier weer veel te genieten. Natuurlijk die elektrificerende ontmoeting in de derde akte tussen Siegmund en Brünhilde, maar ook de scène in het bos met de Waldvogel mag hier niet onbenoemd blijven. De prachtige partijen van de blazers, onder andere het fluitje en de hoorn verklankend, zijn van grote schoonheid. Martin Iliev zet een krachtige, onbezonnen Siegfried neer en al is hij niet altijd even overtuigend, het blijft een bijzondere prestatie deze zware rol. Stéphanie Müther is wederom groots als Brünhilde, prachtig zoals ze haar twijfels verklankt en Ralf Lukas is een overtuigende Wanderer.