Theater Chemnitz, Chemnitz – 19 april 2019
Wagners ‘Die Walküre’ is zonder meer een meesterwerk en wellicht wel de meest toegankelijke van de vier opera’s die samen ‘der Ring des Nibelungen’ vormen. Als dan ook nog eens de uitvoering op alle niveaus op een zeer hoog niveau is, zoals gisteren in Theater Chemnitz zonder meer het geval was, valt er bijzonder veel te genieten.
En laten we deze recensie dan maar eens beginnen met de muziek, die bij Wagner natuurlijk allesbepalend is. De term ‘opera’ vond hij dan ook volstrekt ongepast. Hij zelf zag zijn composities meer als totale kunstwerken waarin muziek, zang, decor, belichting onderling samenhangt. Wagner was niet voor niets pas tevreden toen hij zijn eigen gebouw kreeg in Bayreuth. De componist vertelt dan ook niet alleen zijn verhaal middels de gezongen tekst maar eveneens middels die zogenaamde leidmotieven: melodische patronen gekoppeld aan een persoon of gebeurtenis, die dienen als ankerpunten. Welnu die muziek is in zeer goede handen bij de Robert-Schumann-Philharmonie onder leiding van Guillermo García Galvo. Dat bleek reeds bij ‘Das Rheingold’. Prachtig hoe García Galvo reeds in de ouverture de blazers uit de klankmist laat opdoemen, het onheil aangevend wat de Rijndochters zal overkomen. Schitterend ook dat moment waarop de reuzen Fafner en Fasolt het toneel opkomen, begeleid door extra zware, dreunende klanken. ‘Die Walküre’ kent natuurlijk ook de nodige indrukwekkende orkestmomenten. Allereerst de bekende Walkürenritt, aan het begin van de derde akte, die ook hier fenomenaal opzwepend klinkt. Maar het mooist blijven die passages in dit deel waar het er op emotioneel niveau om spant, met als hoogtepunten de dreiging die het liefdespaar Sieglinde – Siegmund continu boven het hoofd hangt en de confrontatie van Brünhilde met haar vader.
Over de regie ben ik minder enthousiast. Voor alle vier de delen is een andere regisseuse gekozen. Ja, u leest het goed. Hoe houdt Wagners cyclus zich onder een vrouwelijke blik? ligt achter deze keuze besloten. Maar vier regisseuses uitnodigen heeft dan wel als nadeel dat er geen sprake is van een doorlopende lijn. Kiest Verena Stoiber voor ‘Das Rheingold’ een modernistische aanpak met een aantal gewaagde, maar wel geslaagde ingrepen, Monique Wagemakers kiest duidelijk voor een veel archaïsche setting en doet verder niet echt iets bijzonders. Naar eigen zeggen, in een interview met Lucas Reuter in het programmaboekje, wel maar daar zie je in de praktijk weinig van terug. Zij focust op een psychologisch aspect: de wijze waarop Wotan zijn kinderen en zijn vrouw verwaarloost. Hij is het type man dat louter in zichzelf is geïnteresseerd en de mensen en goden in zijn omgeving inzet als stukken in een schaakspel, continu afwegend waar de meeste winst valt te behalen c.q. het verlies zo klein mogelijk te houden. Dus als zijn vrouw Fricka, de godin van het huwelijk, Hunding in bescherming wil nemen en de incestueuze relatie van diens vrouw Sieglinde met haar broer Siegmund wil verbreken, moet Wotan kiezen. Blijft hij zijn zoon, want dat is Siegmund, verwekt bij een mens, trouw of zijn godin. Natuurlijk kiest hij voor Fricka en verloochent daarmee, als een eerste klas politicus, zijn zoon. En uiteindelijk ook zijn dochters Sieglinde en Brünhilde. Die laatste, één van de negen Walküren, moet zorgen dat Siegmund wordt gedood maar laat zich door diens oprechte liefde voor Sieglinde meeslepen. Het komt haar duur te staan. Ze wordt uit Walhalla gestoten en zal slapen op een rots tot iemand haar komt wekken.
Allesbehalve een perfecte vader dus, maar dat zit allemaal reeds in de opera en komt er ook zonder Wagemakers wel uit. Het enige wat ze er aan toevoegt is dat we een paar keer twee jonge kinderen op het podium zien, duidelijk de tweeling voordat ze werden gescheiden en een paar geprojecteerde foto’s van jonge kinderen. Maar echt aansluiten bij het verhaal doet dit allemaal niet. Maar veel kwalijker nog is dat een belangrijk attribuut volledig ontbreekt: Nothung, het zwaard bestemd voor Siegmund en dat Wotan met zijn speer eigenhandig aan stukken slaat om te voorkomen dat Siegmund Hunding dood en daarmee Siegmunds ondergang bezegelend. Kwalijk deze omissie, te meer daar Wagemakers Hunding wel een zwaard in handen geeft om Siegmund te doden. Het argument, dat het een fallisch symbool is, in hetzelfde interview, is daarbij natuurlijk een volslagen non argument.
De diverse rollen zijn werkelijk allemaal op hoog niveau. Viktor Antipenko en Astrid Kessler zetten een prachtige Siegmund en Sieglinde neer en zijn samen zeer overtuigend als liefdespaar, wat met name het derde tafereel in de eerste akte tot één van de hoogtepunten van de opera maakt. Aris Argiris is een geweldige Wotan in al zijn strengheid en onvermogen tot werkelijk liefhebben. Met name in de derde akte waar hij zijn oordeel over Brünhilde uitspreekt is dat voelbaar. Hij zwelgt in zelfmedelijden en legt de verantwoordelijkheid voor haar lot volledig bij zijn kwetsbare dochter neer. Stéphanie Müther zet die rol al even groots neer. Fier, strijdbaar en vrolijk in het begin, intens verdrietig en geraakt in de confrontatie met haar vader. Maar ook een vrouw die handelt als het nodig is en dienstbaar blijft aan haar vader, ook al ziet hij dit anders. En als ze hem dan vertelt dat Sieglinde in verwachting is van Siegfried, dat ze haar de resten van Nothung heeft meegegeven en om een muur van vuur om haar rustplaats vraagt om te zorgen dat deze Siegfried haar straks zal redden, voel je aan alles dat hij eigenlijk versteld staat van haar strategisch inzicht, maar dat nooit zal toegeven.