Nationale Opera, Amsterdam – 14 april 2019
Zuiverheid in de kunst en in de liefde, ascese, heiligheid, onschuld en alles wat daarbij hoort zijn thema’s die een belangrijke rol spelen in het werk van Richard Wagner. Vaak in contrast met lust, onverholen seksualiteit, aardsheid , schuld en boete. Het zit in alle opera’s maar zeker in Tannhäuser waar hij zijn gehele leven aan zou blijven schaven. De eerste versie ging in 1845 in Dresden in première, waarna Wagner de opera ingrijpend aanpaste voor de première in Parijs in 1861 en nog eens voor die in Wenen van 1875.
En nu brengt de Nationale Opera het stuk in Amsterdam in een schitterende regie van Christof Loy die een verrassend helder licht werpt op deze bij vlagen overvolle en niet altijd evenwichtige opera. Het belangrijkste ingrediënt dat Loy daarbij inzet, grijpt terug op het ontstaan van de Parijse versie. De directie van de opera wilde dat Wagner halverwege de opera een ballet zou inzetten. Dat was de gewoonte bij de Parijse opera om de rijke mannelijke abonnementhouders een plezier te doen. We kunnen het ons nu niet meer voorstellen, maar deze heren kwamen pas op dat moment naar het theater, niet alleen om naar de ballerina’s te kijken maar ook om zich er na afloop mee te vermaken. Die bordeelfunctie van de opera was algemeen bekend, iets waar onder andere Edgar Degas zijn beroemde schilderijen op baseerde. Wagner wilde hier niet in mee, maar en dat is interessant, het intrigeerde hem ook. Uiteindelijk schreef hij dit ballet wel, maar liet het opvoeren tijdens de ouverture van bijna 25 minuten, te vroeg dus voor de abonnementhouders die op dat moment nog aan het diner zaten! Maar wat Loy met dit gegeven doet is ongeëvenaard. In plaats van deze balletscène te plaatsen in de Venusgrot waar Tannhäuser zich bevindt, plaatst hij die in de coulissen van de Parijse opera en toont ons de hoge heren die zich vergrijpen aan die ballerina’s en om het nog pregnanter te maken: hij laat de rest van de opera eveneens plaatsvinden in die coulissen. Hij toont ons diezelfde mannen, maar nu met hun vrouwen tijdens de zangwedstrijd in de tweede akte – een gebeurtenis die werkelijk druipt van de burgerlijkheid, het fatsoen en de zelfcensuur – en helemaal aan het einde als Elizabeth dood is en ze gewoonweg niet kunnen wachten, met die ballerina’s letterlijk onder handbereik.
Tannhäuser valt ook hier uit de toon. Maar nu niet als degene die het kwaad opzoekt, gesymboliseerd door zijn verblijf in de Venusberg waar hij zich met de gelijknamige godin overgeeft aan de zinnelijke liefde, maar als degene die openlijk uitkomt voor zijn drijfveren, zijn gevoelens, maar ook zijn twijfels, schaamte en gevoel van schuld. Hij is een brokkenpiloot die zich niet laat lijden door zijn verstand, maar door zijn gevoel. Maar die ook open en eerlijk in het leven wil staan en niet wil huichelen. Zijn omgeving is moreel bepaald niet beter, zo laat Loy hier prachtig zien, maar weet dat wel veel beter te verbergen. Hermann, Landgraf von Thüringen belichaamt dat wellicht wel het best. Hij is de oom van Elizabeth en de grootse monarch die uitstekend goed en kwaad van elkaar weet te scheiden. Hij is het meest verontwaardigd als Tannhäuser de erecode tijdens de zangwedstrijd schendt door in zijn liefdeslied te refereren aan de erotiek. En het is hij die Tannhaüser gebiedt naar Rome te gaan om de paus om vergiffenis te vragen. Hij drukt het mooi uit: ”Nur um geringer Sünde willen ihr Herz nicht Ruhe ihnen lässt; der Busse frommen drang zu stillen, ziehn sie nach Rom zum Gnadenfest.” Dat is dus waar het om gaat: niet de zonde op zich, maar het voelen van schuld. Deze landgraaf hoeft niet naar Rome, ook al vergrijpt hij zich net zo goed aan die ballerina’s. Hij voelt zich immers niet schuldig en daarmee is de kous af.
Dit gegeven zet Wagners persoonlijke worsteling met de waarden liefde en lust, want dat was het zeker, eveneens in een ander daglicht. Juist zijn tijd was doortrokken van huichelarij rondom het thema seksualiteit. Het was overal aanwezig, maar niemand had het erover. Vrouwen waren onderdanig en kuis, gingen als maagd het huwelijk in en haasten zich naar de moederrol. En alle vrouwen die niet aan dit beeld voldeden waren hoer. Je ziet Wagner worstelen en twijfelen bij die stereotypes. Het is niet alleen Venus die uit de toon valt met haar gevoelens van liefde voor Tannhäuser, het is ook Elizabeth die te veel erotiek uitstraalt voor een heilige. De twee vrouwen staan met andere woorden dichter bij elkaar dan Wagner eigenlijk wil uitdrukken. Loy visualiseert dat prachtig als hij ze samenbrengt op het podium tijdens de ouverture bij de derde akte. Die gespletenheid vinden we ook terug in de muziek, reeds in die lange ouverture waarin het zindert en kolkt van passie, maar waarin tevens cerebrale, hemelse noten klinken. Tegenstellingen die de gehele opera bij ons blijven en groots worden verklankt door het Nederlands Philharmonisch Orkest, onder leiding van Marc Albrecht.
Ekaterina Gubanova is de perfecte Venus in deze regie van Loy, zinnelijk, maar ook diep menselijk en ontroerend in haar woede als Tannhäuser echt vertrekt. Dit is niet alleen lust, dit is liefde. Ook Svetlana Aksenova is prima als een Elisabeth die met haar gevoelens geen raad weet en heen weer geslingerd wordt tussen haar liefde voor Wolfram von Eschenbach, een mooie rol van Björn Bürger en voor Tannhäuser, gezongen door Daniel Kirch, die helaas niet geheel wil overtuigen. Wel als acteur – hij zet deze twijfelende, maar eigenlijk heel oprechte man prachtig neer – maar niet als zanger, het blijft allemaal wat stroef en onwennig en de man overschreeuwt zichzelf vrijwel continu.Tot slot mag Stephen Milling niet ongenoemd blijven als een zeer goede zelfgenoegzame landgraaf.
Krijg hier een korte impressie: