Opera Vlaanderen, Antwerpen – 3 februari 2019
‘Cardillac’ is de tweede opera van Paul Hindemith. Hij schreef hem in 1926, midden in de woelige jaren van de Weimar republiek. De opera werd een succes en Hindemith groeide uit tot een bekende componist tot de Nazi’s in 1936 zijn werk als Entartete Kunst bestempelde, wat Hindemith eerst naar Zwitserland en later naar de VS deed uitwerken. Na de oorlog raakte de opera in de vergetelheid. Tot hij hier bij Opera Vlaanderen ineens weer op de planken staat in een prachtige regie van Guy Joosten.
Hindemith was, zoals vele componisten in de eerste decenia van de twintigste eeuw op zoek naar een nieuwe muzikale taal. De romantiek had voor deze generatie afgedaan, zeker na de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog. Allereerst de romantiek van Richard Wagner, maar ook componisten voor hem moesten het ontgelden. Hindemith – en hij was niet de enige, zocht zijn heil bij de componisten uit de barok als Bach en Händel, een creëerde een stijl die bekend kwam te staan als de nieuwe zakelijkheid. Strenge muzikale vormen die de essentie weergeven, de componist als architect. Niet dat er geen dramatische elementen in zijn opera zitten, die zijn er wel, maar ze zijn altijd ondergeschikt aan het muzikale bouwwerk en op onvervalste lyriek zul je hem nooit betrappen. ‘Cardillac’ is dan ook niet in eerste instantie een meeslepende opera, als wel een boeiend, en zeer enerverend muzikaal werkstuk. Het gaat bij Hindemith dan ook niet in eerste instantie om de plot of om de zang, maar veeleer over hoe je middels muziek een verhaal vertelt. Geen sinecure voor het orkest dat hier, onder leiding van Dmitri Jurowski een huzarenstukje verricht.
Als uitgangspunt namen Hindemith en zijn librettist Ferdinand Lion een novelle van de Duitse schrijver E.T.A. Hoffmann, ‘Das Fräulein von Scuderi’ en meer specifiek de figuur van goudsmid Cadillac. Een bijzondere man deze goudsmid. Hij is ziekelijk verknocht aan zijn vak en de producten die hij maakt. Dat is waar hij voor leeft en dat is het enige waar hij voor leeft. Hij heeft een dochter, maar interesseren doet ze hem niet. Op enig moment vraagt ze hem: “waarom streelt u goud en niet mij?” Maar zijn obsessie gaat nog veel verder. Hij kan geen afstand doen van hetgeen hij maakt. Een dilemma want zijn werkstukken zijn geliefd en ook hij moet de huur betalen. Wat het nog erger maakt is dat de door hem gemaakte juwelen voor de koper niet dezelfde status hebben als voor Cardillac. Voor hen is het bezit, een statussymbool, verbonden aan lust. Er rest Cardillac dan ook maar één weg, een weg die hij reeds geruime tijd bewandelt: de koper vermoorden en de sieraden veilig thuisbrengen.
Na tientallen moorden is Parijs in rep en roer. Het volk en daar begint de opera mee wil gerechtigheid. We horen het al in de ouverture waarin hij met barokke middelen direct de spanning hoorbaar maakt. Het is het koor dat begint en dat de menigte weergeeft die gerechtigheid eist van de koning. Zij zijn op zoek naar een dader, of eigenlijk meer naar een zondebok die hun gemoederen kan sussen. Het eerste bedrijf draait om de zoveelste moord. Een cavalier – interessant in deze opera is dat alleen Cardillac een naam heeft – wil seks. Zijn geliefde eist echter eerst een sieraad gemaakt door Cardillac. De man verblind door lust geeft toe, koopt een sieraad en krijgt wat hij wil. Het liefdesspel is echter nog maar net begonnen als Cardillac toeslaat. Hindemith verklankt deze vrij lange dubbelscene louter met muziek. Het liefdesspel middels twee dwarsfluiten en een duidelijk barokke melodie en de moord door een vrij heftige uitbarsting van het orkest. In het tweede bedrijf staat de dochter centraal en de officier waar zij mee wil trouwen. Zij twijfelt echter omdat ze zich ook verantwoordelijk voelt voor haar vader. Erg sterk is dit deel dramaturgisch niet. In het derde bedrijf krijgen we de ontknoping doordat de officier een sieraad koopt bij de vader in het vermoeden dat hij de gezochte moordenaar is. De ontknoping komt als een goudhandelaar Cardillac betrapt op de poging zijn schoonzoon te vermoorden. Hij verraadt Cardillac bij de autoriteiten. De officier gooit echter roet in het eten en verklaart dat de goudhandelaar de moordenaar is om zijn toekomstige schoonvader te redden. Niet vanwege zijn dochter maar omdat hij op een bepaalde manier in diens gedrag zichzelf herkent. Ze bezingen het samen, wat voor Cardillac het goud is, is voor de officier het meisje: bezit! Lang van zijn vrijheid genieten kan Cardillac echter niet. Zijn waanzin heeft dusdanige vormen aangenomen dat hij nog trots is op zijn moorden ook en als hij in dialoog gaat met de massa kan hij het uiteindelijk niet laten om toe te geven dat hij de moorden heeft begaan. Het komt hem duur te staan, hij wordt gelyncht.
Opvallend in deze opera is dat de hoofdpersoon, Simon Neal, pas in het tweede bedrijf zingend op het podium verschijnt. De dame, Theresa Kronthaler en de cavalier, Sam Furness die we in het eerste bedrijf uitgebreid hoorden, zijn dan reeds dood. Verder zijn er rollen van de dochter, Betsy Horne en de officier, Ferdinand von Bothmer en een vrij kleine van de goudhandelaar Donald Thomson. Maar Simon Neal is magistraal als de waanzinnige Cardillac en Horne zet een prachtige slaafse, labiele dochter neer, terwijl Von Bothmer prima tot zijn recht komt in de recht op zijn doel afkoersende officier. Tot slot mag Kronthaler niet onvermeld blijven als verleidelijke vamp.