Bijster veel heeft Morton Feldman niet geschreven voor orkest. Hij is toch vooral bekend om zijn stukken voor piano en kleine bezettingen, vooral in de vorm van de bijzonder lange stukken aan het eind van zijn artistieke carrière. Een aantal van de stukken die hij wel schreef voor grote bezetting staan echter op een album van Hat Hut, dat recent heruitgebracht werd, te weten ‘Atlantis’, String Quartet and Orchestra’ en ‘Oboe and Orchestra’.
De oudste van de drie stamt uit 1959, uit zijn vroege periode dus, waarin hij nog werkte met grafische notatie die de uitvoerders de nodige ruimte geeft, bijvoorbeeld bij het bepalen van de lengte van het stuk. Iets dat Feldman uiteindelijk tegen ging staan, daar hij hiermee te weinig controle over zijn ideeën had. Wie de late Feldman in zijn hoofd heeft, hoort hier iets geheel anders. Het werken met repeterende patronen ontbreekt hier volledig, daarvoor in de plaats krijgen we abstracte klankwolken die redelijk willekeurig uit het orkest omhoog lijken te komen. In die jaren ondervond Feldman de invloed van zijn vriend John Cage en van een club abstracte New Yorkse beeldende kunstenaars en beiden zijn hier goed terug te horen. Bijzonder is hier overigens de combinatie piano – slagwerk – blazers waardoor het geheel iets feeëriek krijgt. Daarnaast doet de muziek qua klankkleur soms aan Debussy denken.
De twee concerten stammen uit de midden periode, Feldman heeft inmiddels de grafische notatie losgelaten en dat is te horen. Zo abstract en vrij als ‘Atlantis’ klinkt, zo strak klinkt het hier. In ‘String Quartet & Orchestra’, dat stamt uit 1973 wordt dat al snel duidelijk. De knap afgebakende stroom noten laat een beweging horen met een duidelijk doel. Dat is vooral opvallend in vergelijking met de muziek uit zijn latere periode, waar die beweging er nog wel is, vaak zelfs veel nadrukkelijker met name dankzij het repetitieve karakter, maar waarbij dat doel ontbreekt. Verder is de bezetting natuurlijk een heel aparte: een strijkkwartet en een orkest, in plaats van gewoon de strijkers uit het orkest te gebruiken. Maar het klopt wel, want de vier strijkers, hier het Pellegrini-Quartet zijn ook echt de solisten. Vanzelfsprekend niet in de traditionele zin van solist en orkest, maar wel in de zin dat ze duidelijk te onderscheiden rollen vervullen.
Spanning weet Feldman nog sterker te creëren in ‘Oboe & Orchestra’ uit 1976. Ook hier werkt Feldman duidelijk naar een doel, brengt hij beweging in zijn stuk. In dit stuk is overigens meer sprake van een concert in de zin van een duidelijk solist en een begeleidend orkest en het is prachtig om de hoge toon van de hobo, messcherp de duistere klanken van het orkest aan flarden te horen snijden. Met dank aan Han de Vries die hier fenomenaal invulling aan geeft. Over het orkest, in alle drie de stukken het Radio-Sinfonie-Orcchester Frankfurt onder leiding van Lucas Vis hebben we al evenmin te klagen. Mooi dat deze opnames uit 1997, die nog niets aan importantie hebben ingeboet, weer beschikbaar zijn.