Hij is zonder meer één van de belangrijkste Italiaanse componisten van dit moment, Luca Lombardi. Ooit begonnen als pianist, inmiddels al decennia actief als componist, bekend om zijn grootschalige orkestwerken en overladen met prijzen. En dan ligt hier ineens een Cd met solostukken voor fluit, verschenen bij Kairos. Kleinschaliger kan niet. Het is te danken aan de man die de dertien composities op dit album uitvoert, de fluitist Roberto Fabbriciani, met wie Lombardi al sinds begin jaren ’80 bevriend is en voor wie hij een aantal van die stukken schreef.
Met die stukken voor diverse fluiten maken we tevens een reis door de tijd. Het oudste stuk stamt uit 1965, Lombardi is dan 20, het meest recente stuk dateert van 45 jaar later. Om met dat oudste stuk maar te beginnen. ‘3 piccoli pezzi’ kreeg het als titel. Een toepasselijke want die drie stukjes samen duren nog geen twee minuten. Leuke, zangerige stukjes zijn het, op geen enkele wijze modern aandoend. Aansluitend maken we een sprong in de tijd voor de ‘4 piccolo pezzi’. Lombardi schreef ze twaalf jaar later en we horen hier een gevorderde componist. Lombardi heeft kennis genomen van het serialisme en benut meer de mogelijkheden van het instrument, al blijft hij ook in dit stuk nog vaak aan de tonale kant van het spectrum. Uitzondering is het laatste deel waarin het Lombardi duidelijk om de klankkleur van het instrument gaat. ‘Bagatella’ stamt uit 1983 en staat dichter bij die drie kleine stukken dan bij die vier. Het is een ingetogen, bijna fragiel stuk waarin de noten uitgebreid de tijd krijgen om uit te waaieren. Meditatieve momenten worden hier bovendien afgewisseld met snellere delen waarin de noten over elkaar heen tuimelen. In ‘Schattenspiel’, een jaar later geschreven voor basfluit, zit weer veel meer experiment. Hier weet Lombardi dat schaduwspel prima in klank te vatten.
Drie stukken uit eind jaren ’90 vormen met elkaar het drieluik ‘Flatus’. De eerste twee ontleende Lombardi aan bestaande stukken. ‘…(da infra)’, voor altfluit, gecomponeerd in 1997 komt uit ‘Infra’, een stuk voor elf musici en ‘… (da Lucrezio)’, dat Lombardi in 1998 componeerde voor basfluit, is gebaseerd op het wereldlijke oratorium ‘Lucrezio. Parte I: Natura’. Hier voegde hij in 1999 ‘Ro'”aan toe, ter nagedachtenis van zijn vader en geschreven voor een hele serie aan fluiten. In dit ‘Flatus’ creëert Lombardi een serene sfeer vol prachtige nuances in klank. Hij trekt hier duidelijk de met de stukken uit de jaren ’80 ingezette lijn door, maar met nog meer gevoel voor de klankkleur. Fabbriciani voelt zich bij deze stukken duidelijk uitstekend thuis en speelt het met bijzonder veel gevoel en een meer dan perfecte timing.
In 2005 schreef Lombardi de opera ‘Prospero’ naar William Shakespeare’s ‘The Tempest’. In die opera verklankt de fluit de figuur van Ariel, de geest van de wind. in de solo ‘Nel Vento con Ariel’ uit hetzelfde jaar verwijst Lombardi dan ook naar die opera. En de wind horen we hier, onder andere middels de lucht die over de mond van de fluit wordt geblazen en die de ijle melodie vergezelt. Een enerverend en spannend stuk. Uit hetzelfde jaar stamt ‘Einstein – Dialog’, het enige stuk waarin we nog een ander instrument horen dan de fluit: een cello, bespeeld door Leonard Elschenbroich. Het is een onverwacht fel stuk, met prachtige contrasten tussen de twee instrumenten. ‘Echo de Syrinx’, uit 2009, verwijst naar ‘Syrinx’ van Claude Debussy. En net als bij Debussy draait het hier, in dit transparante stuk, om de klank van de fluit. Bezwerend en licht van toon. Tot slot horen we een bewerking van ‘O Haupt voll Blut und Wunden’ van Bach, ter nagedachtenis aan de politieke filosoof en vriend van Lombardi, Uwe Opolka.
Beluister hier ‘Schattenspiel’ en ‘Nel vento, con Ariel’: