Het boek ‘Francis Poulenc en de wereld van Paul Éluard’ kwam eind 2017 uit, maar is zo bijzonder dat we er hier toch nog aandacht aan geven. Want een mooiere vorm, dan die Et’cetera Records en Amsterdam University Press eraan hebben gegeven, is moeilijk denkbaar. Bij zowel Éluard als Poulenc bereikten de kustuitingen schilderkunst, poëzie en muziek een prachtige synthese die hier volledig tot zijn recht komt.
De dichter Paul Éluard en de componist Francis Poulenc waren sinds 1919 zeer goede vrienden en speelden beide een grote rol binnen het kunstenaarsmilieu van Parijs in de jaren ´20. De tijd van het surrealisme, dat met name een grote rol speelde binnen de gedichten van Éluard. Vanaf 1935 zou Poulenc een groot aantal van die gedichten, meer dan van enige andere dichter, verwerken tot liederen, 34 voor stem en piano en 3 voor koor. Voorwaar geen gemakkelijke opgave, want de gedichten van Éluard staan bekend als zeer hermetisch en ontoegankelijk. Het draait dan ook meer om sfeer dan om betekenis, waar Poulenc echter goed raad mee wist.
Naast dichter was Éluard een groot verzamelaar van kunst en veel gedichten zijn dan ook geïnspireerd door zijn omvangrijke kunstverzameling, zo lezen we in een interessant inleidend essay in het boek (met de tekst in het Nederlands, Frans en Engels). Die liefde culmineert in het boek ‘Voir’, waarin Éluard reproducties van schilderijen uit zijn verzameling opnam. Daarbij zocht hij gedichten die hij eerder in zijn leven had geschreven en die paste bij datgene wat hij over wilde brengen. In een aantal gevallen schreef hij echter ook nieuwe gedichten. Dit boek vormde vervolgens weer het uitgangspunt voor de liederen van Poulenc die hij samenbracht onder de titel ‘La travail de peintre’, waar Pablo Picasso weer het omslag van de partituur voor maakte.
Terecht komt in het essay op dit ‘Voir’ en de liederen die Poulenc erop baseerde, het zwaartepunt te liggen. Hierin komen de drie kunsten immers op briljante wijze samen. We vinden hier dan ook foto’s van het boek ‘Voir’ en de schilderijen die Éluard inspireerde naast teksten met vertaling van alle 34 liederen, dus niet alleen de liederen die Poulenc op ‘Voir’ baseerde. Tenslotte is er een Cd bijgevoegd met een prachtige uitvoering van al deze liederen. Zie hier: een voorbeeldige uitgave.
Het werk van Éluard en Poulenc is vooral bijzonder omdat het zo veel verder gaat dan het geven van commentaar op het werk van een collega. Neem de cyclus van negen liederen die Poulenc schreef in 1937 en die de titel ‘Tel jour telle nuit’ mee kreeg. De taal van Éluard staat hier duidelijk centraal en de pianomuziek wordt er door Poulenc als het ware omheen gedrapeerd. De stemming die hij in het vocale weergeeft, wordt door de piano bekrachtigt. Daarbij blijft Poulenc dicht bij de klank van spreektaal en zinnen worden niet herhaald. Tegelijkertijd gaat het bij de componist niet zo zeer om de betekenis van de woorden in de gedichten, maar om de sfeer die Éluard in zijn gedichten verpakt. Een mooie illustratie wordt gevormd door de twee liederen die samen ‘Miroirs brûlants’ vormen en die beiden een totaal andere sfeer weergeven. De eerste ‘Je vois le feu du soir’ ademt landelijkheid en melancholie; de tweede, ‘Je nommerai ton front’ aardsheid en heftigheid. Bijzonder is verder dat de liederen vrijwel allemaal zeer kort zijn, het merendeel duurt nog geen twee minuten. Impressies, met andere woorden.
Met deze liederen maken we ook een reis door het oeuvre van Poulenc. De eerste cyclus: ‘Cinq poèmes de Paul Éluard’ schreef hij in 1935, het eerder genoemde ‘Tel jour telle nuit’ stamt uit 1937, de cyclus ‘La Fraîcheur et le Feu’ uit 1950 en ‘La travail du peintre’ dat hierboven ook al ter sprake kwam, stamt uit 1956, vier jaar na de dood van Éluard. Tussendoor schreef Poulenc nog een aantal op zichzelf staande liederen. Ze allemaal beluisterend kunnen we stellen dat Poulenc steeds beter de sfeer in de gedichten van Éluard blijkt te treffen, iets wat natuurlijk onlosmakelijk verbonden is met zijn eigen ontwikkeling als componist. De compositie ‘La Fraîcheur et le Feu’, gebaseerd op de cyclus ‘Vue donne vie’ die Éluard schreef tijdens de tweede wereldoorlog, is dan ook één van de hoogtepunten in Poulencs oeuvre en getuigt van een groot inlevend vermogen. Maar het verst gaat Poulenc in ‘La travail du peintre’. Zo portretteert hij Picasso. Over zijn manier van werken zegt hij zelf: “Let op het vocale blanco, tegen het eind, voor de frase ‘renonce’ die, in mijn opvatting, het gebiedende karakter van Picasso’s schilderkunst benadrukt.” In ‘Marc Chagall’ krijgen we een geheel andere sfeer, middels een walsje schetst Poulenc de lichte en ietwat volkse sfeer die veel van Chagall’s werk kenmerkt. In ‘Juan Gris’ verklankt hij het stilleven en tilt het boven de alledaagse werkelijkheid uit.
De uitvoering van deze liederen is bij bariton Jasper Schweppe, die samen met Maaike Koffeman ook zorg droeg voor de Nederlandse vertaling van de liederen, en pianist Arthur Schoonderwoerd in zeer goede handen. Schweppe beheerst het idioom van Poulenc en ‘Eluard tot in de kleinste details. Kortom, een niet te missen uitgave voor een ieder die geïnteresseerd is in de liedkunst.