De Italiaanse componist Giacinto Scelsi is zonder meer één van de meest interessante en spraakmakende componisten van de vorige eeuw. Hij leefde als een kluizenaar, sprak zich niet uit over zijn werk, wilde niet gefotografeerd worden en hield er bovenal een bijzondere wijze van componeren op na: hij speelde veel van zijn werk op een ondioline, een soort voorloper van de synthesizer, legde de klanken vast op tape en liet de noten achteraf transcriberen. Deze markante figuur inspireert heden ten dage nog steeds musici en componisten. Uli Fussenegger is er één van, getuige ‘San Teodoro 8’ dat ontstond als onderdeel van het project ‘Giacinto Scelsi revisited’ en dat onlangs verscheen bij Kairos.
Honderden uren muziek ligt er nog op tape te wachten bij de Fondazione Isabella Scelsi in Rome, nooit getranscribeerd, nooit uitgegeven. Fussenegger mocht er onderzoek doen en de opnames beluisteren, gedaan met die ondioline. Die interesseerde Scelsi vooral omdat hij er microtonaliteit op het niveau van één noot kon onderzoeken, iets waar hij zijn levenswerk van maakte. Of zoals hij zelf ooit opmerkte: Niet al het geluid is muziek, maar alle muziek is wel geluid, dan moet geluid dus belangrijker zijn. Fussenegger gebruikte die geluiden op tape voor zijn ‘San Teodore 8’, genoemd naar het adres in Rome waar Scelsi zijn studio had en vulde dit aan met muziek voor een viertal instrumenten: de contrabasklarinet, bespeeld door Ernesto Molinari; de trombone, Mike Svoboda; een elektrische gitaar, Martin Siewert en tot slot de contrabas, bespeeld door Fussenegger zelf.
Scelsi’s wijze van werken past bij die van Fussenegger en de overige musici die bij dit project betrokken zijn. Fussenegger zelf speelt als bassist, onder andere bij Klankgforum Wien, is professor aan de Hochschule für Musik in Luzern en is sinds eind jaren ’90 actief als componist. Molinari en Svoboda zijn beiden vooraanstaande solisten die al vele hedendaagse stukken in première hebben gebracht en Siewert staat erom bekend dat hij zowel in de hedendaagse gecomponeerde muziek actief is als binnen de vrije improvisatie.
‘San Teodora 8’ bestaat dus uit de originele geluiden die Fussenegger op de tapes vond, aangevuld met de muziek van de vier solisten. We krijgen hiermee direct een prima beeld van de kwaliteiten van die ondioline: telkens één noot die flikkert als een kaars. Elektronische geluiden die ons soms doen denken aan die van strijkinstrumenten, soms op die van machines en die elkaar opvolgen en in elkaar overlopen. De bijdragen van de instrumenten vormen hier een logisch geheel mee, zodanig dat het één vrijwel niet te onderscheiden is van het andere. Eén van de uitzonderingen is het wonderbaarlijk diepe, brommende geluid van de contrabasklarinet in de 33ste minuut. Het vormt de opmaat tot een onrustigere fase in het stuk, nadat we gewend waren geraakt aan serene, minimalistische klankvelden.