De Doelen, Rotterdam – 14 december 2018
De Russische dirigent Dima Slobodeniouk maakt vanavond zijn debuut bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest met de elfde symfonie van landgenoot Dmitri Sjostakovitsj, voorafgegaan door het celloconcert van de Finse componist Esa-Pekka Salonen. Na afloop is maar één conclusie mogelijk: dit is ongekend. Wat deze man uit dit orkest weet te halen grenst aan het ongelofelijke. En dat zegt niet alleen iets over de kwaliteiten van Slobodeniouk, maar zeker over die van dit fenomenale orkest.
Als componist ook een carrière hebben als uitvoerend musicus betekent continue koorddansen, zeker als je carrière als uitvoerend musicus dan ook nog eens bijzonder geslaagd mag worden genoemd. Zo kennen we Salonen dan ook primair als dirigent, spelend in de ere divisie en veel minder als componist. Daar ontbrak hem de afgelopen jaren simpelweg de tijd voor. Gelukkig kruipt het bloed waar het niet gaan kan en beleeft zijn celloconcert vanavond zijn Nederlandse première. Salonen is daarbij geen wereldbestormer en schreef een concert dat schatplichtig is aan de grote componisten van de vorige eeuw die de tonaliteit hoog in het vaandel hadden. Na een ingetogen eerste deel, waarin de cellist bijna introvert spel levert te midden van een nevel aan orkestklanken, begint het tweede deel met een enorme klankgolf. Het hoogtepunt van het concert zit in de fase hierna waarin de cello ragfijn en weemoedig spel levert, regelmatig in dialoog met andere instrumenten als de dwarsfluit en de hobo, maar ook met zichzelf middels het subtiel gebruik van elektronica. Salonen weet met name in dit deel een magische sfeer te creëren waarin klankkleur een centraal gegeven is. Cellist Nicolas Altstaedt voelt zich duidelijk thuis bij dit concert en verklankt Salonens noten met veel gevoel en aandacht en is vooral op zijn plaats in de zeer fragiele passages.
Het is zondag 9 januari 1905 als voor het winterpaleis in Sint Petersburg een grote groep arbeiders en boeren zich verzamelt om de tsaar een petitie aan te bieden. De macht voelt zich echter op geen enkele manier geroepen om een horend oor te bieden, in tegendeel: het leger opent het vuur en maakt honderden slachtoffers. Als door een wonder zijn er aanwezigen die het overleven, waaronder de vader van Dmitri Sjostakovitsj. Met zijn elfde symfonie, die in 1957 in Moskou in première gaat, in de relatief vrije periode na Stalins dood, betoont de componist zijn vader eer. Magistraal is het eerste deel waarin de componist de stilte voor de storm schetst. De vreedzame demonstratie gesymboliseerd door kalme strijkbewegingen, maar wel met pauken geroffel in de verte. En telkens weer voert hij het tempo op, zonder ontlading. Tegelijkertijd voel je in dit deel de spanning steeds verder oplopen. De stilte voor de storm. Dan horen we een trompet en puntig geroffel op een snaredrum: Het leger opent het vuur. Heftige, ritmische strijkersbewegingen verklanken de chaos, de angst en de wanhoop van de wegstuivende, dekking zoekende, maar weerloze mensen daar op dat plein. Minutenlang gaat het door en dan is het ineens stil. In het derde deel, een adagio met als titel ‘Eeuwigdurende herinnering’, klinkt een treurmars, de invloed van Gustav Mahler, bewonderd door Sjostakovitsj, klinkt hier duidelijk in door. Ingehouden dramatiek. In het slot, het Allegro non troppo, bijgenaamd ‘De noodklok’ gaat het tempo weer omhoog. Hier reflecteert Sjostakovitsj op het gebeuren en verzekert ons dat we deze gebeurtenis niet als iets eenmaligs moeten zien. De geschiedenis herhaalt zich, iets wat Sjostakovitsj tijdens de Stalin dictatuur zelf had zien gebeuren.
We stipten het reeds aan, maar dit is een droomuitvoering. Slobodeniouk voelt de bedoelingen van Sjostakovitsj feilloos aan en deze versie is er één die vrijwel voortdurend onder hoogspanning staat, met als hoogtepunt dat tweede deel waarin Sjostakovitsj het drama verklankt. Hopelijk komt deze man vaker terug, dit smaakt beslist naar meer.